De kunst is om van het kloeke boekwerk A New Literary History of America geen probleem te maken. De 1095 pagina’s beloven een geschiedenis van schrijvers, uitvindingen, populaire muziek, films, toneel, musicals, beroemde redevoeringen, politici en kunstenaars te zijn. Geen louter literaire, maar meer een culturele geschiedenis. En het is A New History, wat wil zeggen dat het verhaal niet chronologisch en samenhangend verteld wordt. ‘Nieuwe geschiedenis’ wil zeggen: een evenementengeschiedenis. Er worden korte verhalen verteld over belangrijke, saillante en gezichtsbepalende gebeurtenissen, bij voorkeur wel chronologisch achter elkaar gezet, maar verder is geen speciale samenhang. En geen visie op de gebeurtenissen. Het voordeel is dat een schrijver, historische figuur, een boek, een film of een oorlog volledig tot zijn recht kan komen.
A New Literary History of America is een onmogelijk en toch ook een begerenswaardig boek. Je kunt de meer dan tweehonderd bijdragen van de verschillende specialisten niet helemaal gaan lezen en zeker niet achter elkaar. Dus zul je nooit het chronologische verhaal van de Amerikaanse cultuur leren kennen. Dat wordt leven met een grabbelton aan kennis en flarden inzicht. De redacteuren Greil Marcus en Werner Sollors vertelden bij de verschijning van het boek eind september dat ze aanvankelijk vijfhonderd onderwerpen van hun adviesraad hadden gekregen. Aan hen de taak om er driehonderd te schrappen. Aan hen ook de taak om niet te veel ideologie en tendens in de bijdragen te laten sluipen. Reagan moest niet helemaal afgebrand worden. De rol van Bush jr bij Hurricane Katrina moest niet al te zwart voorgesteld worden.
Dit feit, en dat we nooit zullen weten welke driehonderd onderwerpen er zijn afgevallen – daar wordt over gezwegen – maakt van het boek iets willekeurigs. En, vreemd genoeg, ook weer niet. De uiteindelijk gekozen onderwerpen hebben natuurlijk iets representatiefs, of de lezer maakt ze representatief omdat hij niet met een zak vol puzzelstukken wil zitten. Er moet ergens een hogere samenhang gecreëerd worden tussen bijdragen over het ontstaan en de verspreiding van de ragtime en de Declaration of Independence, tussen Tennessee Williams als typisch Amerikaanse toneelschrijver en het New Deal-project van president Roosevelt.
De onhanteerbaarheid van het boek zal tot een voordeel moeten worden omgebogen. Laat het op een willekeurige plaats openvallen en ga lezen. Over de zangeres Billie Holiday en de blues, over Bob Dylan, de dichter Longfellow, Irving Berlin, de memoires van Linda Lovelace (actrice in Deep Throat), Dizzy Gillespie, de Amerikaanse Burgeroorlog, trompettist Miles Davis, Herman Meville, de uitvinding van de telefoon, Nabokovs Lolita, het Winchestergeweer, Walt Disney, Malcolm X of Hurricane Katrina.
Of over het eerste gebruik van het woord ‘multicultural’. Werner Sollors vertelt de geschiedenis van de Amerikaanse Zuid-Afrikaan Bruce Campbell die in Berlijn een zestienjarige jongen adopteert die zijn Engelse ouders in Duitsland was verloren. Hij brengt hem terug naar Engeland, waarna de jongen zowel Duitser als Engelsman is. Hij leidt een bewogen leven dat eindigt in de rechtzaal, waarin hij aangeklaagd wordt wegens desertie. Na twee pagina’s blijkt dat dit geen echt verhaal is, maar de samenvatting van de roman Lance: A Novel about Multicultural Man door Edward F. Haskell, gepubliceerd in 1941, en door de Oxford English Dictionary aangewezen als de plaats waar voor het eerst het woord ‘multicultural’ wordt gebruikt.
Er is een apart hoofdstuk over Some Like it Hot, de film van Billy Wilder uit 1959 met Tony Curtis en Marilyn Monroe. Die eindigt met de woorden ‘Nobody’s perfect.’ Volgens de schrijver van dit hoofdstuk had de filmindustrie vijfentwintig jaar lang gedaan alsof iedereen in Amerika perfect was. Er waren films gemaakt over perfecte mannen, vrouwen en gezinnen, trouw aan de Amerikaanse manier van leven en toegewijd aan God. Wilder zou met zijn ‘nobody’s perfect’ voor een drastische ontbraving van Amerika hebben gezorgd. Kinderen waren sindsdien niet meer altijd lief, mannen niet altijd trouw, vrouwen niet langer altijd zuinig.
Het namenregister van A New Literary History of America is uitermate behulpzaam om er achter te komen wie in boek het vaakst wordt genoemd. John Kennedy? Martin Luther King? William Faulkner? Chuck Berry (die een apart hoofdstuk krijgt en niet Elvis Presley – die schreef niet zijn eigen liedjes). Die worden veel genoemd, maar de meeste verwijzingen heeft de dichter Wallace Stevens, op de voet gevolgd door Emily Dickinson. Allebei wilden ze dat poëzie iets vreemds had, alledaags maar toch vreemd. Stevens (1879-1955) verwoordde dat in wat als zijn laatste gedicht wordt beschouwd:
A gold-feathered bird
Sings in the palm, without human meaning,
Without human feeling, a foreign song.
Carel Peeters