Beste Jan Aelberts,

monstertux-kassa-interview
Je zou deze brief kunnen zien als een cadeau op je 24ste verjaardag. Hoewel het voor vrijwel iedereen te lezen is, weet ik dat je dat niets uitmaakt, dat het iets is waaraan we zullen moeten wennen. Of het nu leuk is of niet.
Ik had hem gisterenavond willen schrijven maar werd overvallen door de angst om dood te gaan. Zomaar zonder enige echte reden maar wel compleet met ingebeelde lichamelijke mankementen, de wens om bepaalde mensen nog snel te zeggen dat ik van ze houd. Ik vond vanochtend zelfs een paar laatste regels op een blocnote naast mijn bed.
Dat schrijven is maar een rare bezigheid, als je er goed over nadenkt is het toch iets vreemds; aan de ene kant neem je deel aan het leven, aan de andere kant wijs je het zodanig af dat er niets overblijft dan je eigen fantasie. Toen ik gisteren in mijn bed lag, vol doodsangst en verdriet en die laatste regels op papier zette merkte ik dat de angst minder werd, dat ik weliswaar dingen schreef die ik werkelijk nog kwijt zou willen, maar ook dat ze in totaal niets met de werkelijkheid te maken hadden. Hoe dood ik ook denk te gaan, blijkbaar laat mijn fantasie me zelden in de steek. Misschien dat als ik werkelijk op sterven lig, ik niets meer schrijf, de moeite niet wil nemen.
Zo zou ik jou nu op deze middag een cadeau willen geven waaraan jij waarde hecht en een ander een stuk minder.
Ik geef je een schuifdeur in een supermarkt. De supermarkt staat in een drukke winkelstraat in Amsterdam. Voor de deur staat een zwerver met een gitaar, hij verkoopt de daklozenkrant en wenst je een prettige dag. De schuifdeur gaat open en je kunt vanaf dit punt de hele supermarkt overzien. Je ziet vele mensen in dikke jassen, schreeuwende kinderen in kinderwagens. Achterin zie je de broodafdeling, als je goed kijkt zie je dat er brood in de ovens zit, dat vind je een mooi gezicht, hoewel je weet dat dit slechts een show is maakt het je toch blij. Je loopt naar binnen en pakt een stuk kaas, een reep chocola en een pak vruchtenhagel. Op het laatste moment, als je al richting de kassa’s loopt, pak je nog een brood. Je moet nu een keuze maken: de vrouw van in de vijftig, die met blosjes op de wangen en een leesbril op haar neus, het donkere meisje met kroeshaar en gouden kettingen om haar nek, het bleke meisje dat altijd chagrijnig kijkt of zij, die mysterieuze met dat prachtige haar die soms naar je glimlacht. Je sluit aan bij de rij van die laatste, deze rij is langer dan de rest, maar dat maakt je niets uit; zo heb je meer tijd om te kijken hoe ze alle etenswaren over de scanner haalt, hoe ze zich beweegt, tegen wie ze glimlacht en tegen wie niet. Natuurlijk sta jij in de rij waar iets misgaat, de kassa slaat op tilt en even later moet het kleingeld worden bijgevuld. Jij staat altijd in zulke rijen. Je kijkt naar dat onvoorstelbaar mooie haar en haar fijne gezicht, het smoezelige jasje van de supermarkt ontroert je, hoe het vormeloos om haar heen zit. Opeens ben je aan de beurt, je ziet je boodschappen over de rolband gaan, je zegt: ‘Goedemiddag.’ Zij zegt: ‘Hai.’ Ze glimlacht naar je. Als je betaalt en je wisselgeld ontvangt is het eerste wat bij je opkomt: Ik ga je redden. Het tweede: Ik schrijf je een brief. Het derde en vierde, de normale dingen, laat je meteen varen. Dan kijk je bij het inpakken nog snel naar haar handen, in de hoop geen ringen te zien en die zijn er ook niet. (Het is jouw verjaardag Jan) Maar dan is het moment voorbij, langer dan nu kun je er niet blijven staan, je boodschappen zijn ingepakt en eigenlijk heb je er nu niets meer te zoeken. Je loopt die schuifdeuren uit. Op straat scheld je tegen jezelf: hoe je zo stom kon zijn, waarom je niet iets hebt durven zeggen. Maar als je de hoek omloopt weet je het zeker; ze houdt nu al van je.

Groet en fijne verjaardag,
David Pefko

In de Oorshop

Geachte fietsenmaker,

fiestsenmakerEen beetje een vreemde aanhef misschien, maar ik ken u als ‘de fietsenmaker’.
Ik stond op een ochtend in uw winkel (had een lekke voorband) en toen zei u tegen een klant: ‘Ruud, noem me maar Ruud en zeg maar je’. Ruud is uw naam dus, en toch gaat het nog lang duren voor ik u zomaar zo durf aan te spreken, want tegen mij zegt u altijd: ‘Breng hem maar naar binnen, dan gaat de fietsenmaker wel eens even kijken wat de schade is.’ Snapt u mijn huiveren?
Laat ik wel met ‘je’ in plaats van ‘u’ verdergaan.
In deze envelop vind je een bos sleutels van een zwarte damesfiets met een kratje,
de achterband is voor de zoveelste keer lek. Hij staat bij de boom tegenover de winkel.
De laatste keer dat ik mijn band liet plakken zei je: ‘Het lijkt wel of ze het er om doen!’
Je keek daarbij naar de straat voor je winkel alsof het glas daar zou moeten liggen, en ook – het spijt me dat ik het zo zeg – alsof je dat heel goed wist.
Ben je je ervan bewust dat veel Amsterdammers ervan overtuigd zijn dat fietsenmakers ‘s nachts glas op de weg leggen om op die manier klanten te verwerven?
Het probleem is dat ik het voor me zie; hoe een fietsenmaker om drie uur in de nacht een paar blokjes rond zijn winkel fietst met een zak glasscherven. Steeds op tere punten op de weg (aan de voet van drempels en in plassen) glas uitstrooit. In mijn fantasie doen ze dat met een glimlach, maken in hun bed al de voorstellingen van alle lekke banden die ze de volgende dag mogen plakken.
Maar jij Ruud, jij vast niet. Je zwaait en glimlacht altijd als ik langsfiets, en dat moet je ook gewoon blijven doen.

Hartelijke groet,
David Pefko

P.S. Zou u mij kunnen bellen als de fiets geplakt is? Ik heb rond drie uur een aantal afspraken waarbij ik niet zonder mijn fiets kan. Zou ik in het ergste geval een fiets van
u mogen lenen als het langer gaat duren?
P.P.S Pardon, doe ik het weer, dat ‘u’

Blijf op de hoogte, ontvang onze nieuwsbrief.

Lieve Ton van Riemsdijk,

Rond deze tijd, als het kouder wordt, moet ik altijd aan je denken. Hoe is het weer daar? Stook je de houtkachel een beetje flink of draag je dubbele lagen kleding zoals verleden jaar?

Ton, je moet goed voor jezelf blijven zorgen, soms heb ik het idee dat je niet veel meer doet dan aan je eettafel zitten, aardappels krabben en je planten bewateren. Ja soms schrijf je natuurlijk een brief, maar dat is juist waar ik het met je over wilde hebben. Al sinds 1995 stuur je me elke elke brief die je schrijft door. Ik moet de doorslagen voor je bewaren ‘Met het oog op een ongeluk in de vorm van een vuurzee bij mijzelfve of de grootmeester thuis, ja, dat zijn van die spelingen van het lot waar wij mensen machteloos staan,’ zoals je me schreef. Ik ontving je eerste versie van brief 2080. Je schreef onder andere over het afbladderen van emaille pannen, de penetrante geur van aspergebedden en uiteindelijk over je stoelgang, die – als ik zo vrij mag zijn – mij niet in orde lijkt (bloed is meestal een slecht teken) Zou je niet eens een dokter bezoeken? En dan de drank. Je drinkt als ik je brieven mag geloven steeds meer. ‘Rode wijn lieve Gerard is al jaren het vocht waaraan wij, volksschrijvers, ons al te rijkelijk laven. Ik ga er naar aller schijn binnenkort aan ten onder, je kunstbroeder zal de spreekwoordelijke rookpijp aan Maarten overhandigen en het tijdelijke voor het eeuwige verruilen, ja, hetgeen wij natuurlijk allemaal eens zullen doen. Want zo is het leven, en zo ligt het in een middelgrote, niet al te dure kist van spaarzaam hout. Ja, de grond, die weet wat. En jij lieve Gerard, jij leeft naar ik mag hopen voort. Voor nu een groet en kleine, niet al te sentimentele zoentjes van Ton van Riemsdijk.’

En daar beland ik bij het tweede punt, dat een teer punt voor je zal zijn. Ik zal de boodschap zo voorzichtig mogelijk inpakken om je geen hartverzakking te bezorgen en je toch proberen te overtuigen van een voor jou ongetwijfeld pijnlijk feit.
Ik las een brief gedateerd op 13 december 2008, de verjaardag van Gerard. Je schreef eerst over een sanseveria die volgens jouw bevindingen leed aan een ernstige, nog onbekende plantenziekte, maar uiteindelijk schreef je: ‘Ik bevoel een afstand tussen ons beiden waarvan ik de oorzaak niet ken noch weet. Vanmorgen liet ik een middelgrote, niet al te brede, maar zeker harde bolus achter op het porselein en vroeg mij eens te meer af of jij lieve Gerard, een prettige verjaardag hebt genoten. Of de mensen een beetje lief voor je waren en mooie liederen zongen. Jammer dat ik er dit jaar wéér niet bij kon zijn lieve kunstbroeder. Middels dit schrijven bewens ik jou nog veler jaren en stuur je, zoals altijd, een mooi gehaakte trui. Ditmaal in de kleur nachtblauw, want zoals je weet dragen wij allemaal…’

Etcetera Ton, blauwe hoeden en Weesgegroetjes.

Het nieuws heeft je blijkbaar nooit bereikt. Misschien omdat je in 1998 je televisie op straat zette (je deed daar nog uitgebreid verslag van in brief 989), en je in 2000 je krantenabonnement niet langer wilde verlengen. (In brief 1006 schreef je: ‘Ik wil niet langer de dupe worden van al het onheil dat middels de welbekende beeldbuis der televisie zich in mijn woning tentoonspreid. Dus liep ik met een tred die omstanders nog het beste zouden hebben kunnen vergelijken met die van een jonge, enthousiaste en zelfverzekerde man naar de brievenbus en wierp mijn opzeg formulier tezamen met een lijst van redenen tot deze opzegging bij het nationale kijk- en luistergeld in de gleuf waar ik nu al bijna tien jaar mijn brieven aan jou in werp. Ik dacht bij mezelf: Ton, een beter vriend dan Gerard kun je toch niet wensen.’)
Ik vind het moeilijk om dit nu zo in je schoot te werpen, maar eens moet het er toch eens van komen: Gerard is op 8 april 2006, nu ruim drie jaar geleden, van ons heengegaan.

Alle goeds en sterkte,

David Pefko

Beste postbode,

 

postbodeVroeger zag ik uw kar wel eens onbemand over de stoep rollen, hij kwam dan tot stilstand tegen een opstaande stoeptegel. Dat vond ik een prachtig gezicht. Uzelf was er dan nog niet, stond nog een paar huizen terug, maar de post was er dan al. Soms wierp ik dan snel een blik in uw tassen en zag daar pakketten brieven bijeen gehouden door elastiek, interessant ogende pakjes met mooie postzegels uit verre landen, felgekleurde enveloppen en briefkaarten. Die elastieken vond ik altijd op straat. Honderden per jaar raapte ik op en nam ik mee naar huis.
U was een norse man, rookte sjekkies en mompelde meestal niet veel goeds. Soms, als ik naar uw gezicht keek terwijl u door de post bladerde, wist ik zeker dat u niet gelukkig was.
Sinds de komst van e-mail schrijven weinig mensen meer brieven, en dat is jammer, want er zijn weinig middelen van communicatie die zo mooi zijn als de brief. Mensen die nog brieven schrijven weten waarover ik het heb: geen snelheid, juist een heel trage manier van contact. Wie een brief schrijft, de envelop dichtmaakt, de postzegel erop plakt, naar de brievenbus loopt en hem daar in laat vallen, zal nog altijd een totaal ander gevoel ervaren dan als je simpelweg op ‘verzenden’ drukt in je mailprogramma. Soms ben je te laat voor de lichting van die dag en sta je te schelden, of zoek je snel naar een bus waar nog de dag van vandaag op staat. Soms is de bus vol, soms leeg, dat kun je voelen als hij erin valt.
Het schrijven van een brief in deze tijd heeft voor mij een bijna magische lading gekregen, je laat door een brief of een kaart te schrijven (met de hand natuurlijk!) zien dat mensen iets voor je betekenen, dat ze een brief waard zijn. Ook is er voor mij bijna niets fijners dan het ontvangen ervan, het is niet vluchtig zoals e-mail, maar tastbaar en blijft dat ook nog vele jaren.
Soms liep ik gespannen naar de voordeur om te kijken of er al een brief lag. Ook bespioneerde ik u, zag u in uw rode jas als een vlek door de straat gaan en altijd was ik blij om u te zien. U was mijn held. Op andere plekken liepen uw collega’s met mijn brieven. Ik dacht altijd met veel plezier aan het moment dat iemand mijn brief ontving, de envelop openscheurde en mij zou lezen.
U moet trouwens niet denken te maken te hebben met een oude melancholische man die eens in de zoveel tijd – als de kans zich voordoet – wat te mopperen heeft op deze moderne tijd, maar ik vraag me werkelijk af of u blij bent dat uw kar vervangen is door een soepele plastic schoudertas, dat u inmiddels niet meer rookt en aan een antidepressivum bent gegaan.
Heeft u enig idee hoeveel ansichtkaarten u in uw loopbaan door de brievenbussen heeft gegooid, hoeveel liefdesbrieven, geboorte- en rouwkaarten? Tegenwoordig krijg je een e-card, een link waarachter foto’s van een vakantie schuilgaan of een virtuele verrassing op je verjaardag, of helemaal geen kaart, helemaal niets meer.
Mist u het gewicht in uw tassen of maakt het u allemaal niets uit? Als ik u tegenwoordig zie lopen dan denk ik meteen aan overheidsinstanties, banken en gerechtsdeurwaarders, en veel minder aan ansichtkaarten, liefdesbrieven en berichten van ver. Ook vind ik tegenwoordig zelden meer een elastiek op straat.

Groet,
David Pefko

Waarin Jeanette Winterson bekent verliefd te zijn en wat dit in Engeland betekent

De Engelse schrijfster Jeanette Winterson schrijft in haar maandelijkse column op haar website dat ze verliefd is. Deze rechtstreekse openhartigheid behoort tot haar digitale stijl. In haar romans is het anders, daarin leeft ze zich meer uit in stilistische labyrinten. Ze vertelt dat haar huis ergens op het Engelse platteland werd bezocht door een reporter van de Daily Mail. Zelf was ze elders aan het werk. De reporter trof niet Winterson, maar de werkster. Hij was daar helemaal naar toe gereisd omdat hij gehoord had dat Jeanette een nieuwe geliefde heeft. Hij wist zeker dat haar fans graag willen weten om wie het gaat en hoe ze er uit ziet.

boekenWinterson was blij dat ze niet thuis was. Ze voelde er niets voor om op deze manier in de Daily Mail te komen. Ze wilde dat haar geliefde en zichzelf besparen, ‘she doesn’t need this round her neck. Lying in her arms will do fine.’ Maar er was nog een andere reden waarom Winterson uit de buurt van de krant wilde blijven: de tabloids, dus ook de Daily Mail, hebben de gewoonte om op een heel negatieve manier over homo’s en lesbiennes te schrijven. Dat gebeurt zo vaak, dat Winterson een verzameling heeft aangelegd van de betreffende krantenkoppen. Ze wil er ooit eens mee naar de Raad van de journalistiek stappen.

Het opmerkelijke hieraan is de schaamteloze dubbele agenda van de Daily Mail reporter. Die komt met een glimlach op zijn gezicht om een kruidig en sappig verhaal te gaan schrijven over een bekende schrijfster die een nieuwe, vrouwelijke geliefde heeft. Liefde tussen vrouwen is voor de lezers van de Daily Mail nog steeds pikant, lichtelijk pervers nieuws. Grenzend aan de categorie van het seksschandaal. Die reporters, schrijft Winterson, zijn doorgaans hele aardige mensen wanneer ze met je praten, tot je ziet wat ze geschreven hebben. Het is alsof ze tijdens het schrijven van een knuffelbeer veranderen in een fret: ‘I always have very nice talks with the Mail, but sex stories sell papers…. especially gay sex stories’.

Jammer is dat Winterson haar stilistische vernuft vergeet wanneer ze in aansluiting hierop op een prekerige toon schrijft in wat voor wereld ze het liefst zou willen leven: ‘I want to live in a world where the gender of your lover is the least interesting thing about them. And I want to live in a world where all of us, regardless of race, religion, gender or sexuality, can meet honestly, for what we are.’ Ze heeft natuurlijk gelijk, maar op deze vrome manier iets minder.

DailyHet zou wel eens kunnen dat de dubbele agenda een vast gegeven is bij tabloids en roddelbladen: de reporters hebben zelf geen enkele negatieve gedachte over homo’s en lesbiennes – het zijn misschien normaal denkende mensen, al zijn ze natuurlijk wel lichtelijk schizofreen. De krant moet verkopen, dus moeten ze stukken schrijven (‘gay sex stories’) die voor die verkoop zorgen.

Die normale wereld waar Winterson in wil leven, waarin het er niet toe doet van welk geslacht je geliefde is, zal er in Engeland niet komen: die wereld verkoopt geen kranten.

Carel Peeters

Waarin de winnaar van de Nobelprijs voor literatuur vertelt over haar avonturen

NobellprijsEen van de aardigheden van de Nobelprijs voor literatuur is dat er een naam bekend gemaakt kan worden die je nog nooit hebt gehoord. Het komt zelden voor, maar in 1996 was er opeens zo’n naam, Wislawa Szymborska. Daar moest eerst goed op geoefend worden voor je hem uit durfde te spreken. Zij was ook een verrassing, dat bleek de volgende ochtend toen in de Volkskrant een gedicht van haar stond, gelicht uit een bundeltje dat ooit bij een kleine uitgeverij was verschenen. En in 2000 kreeg de onbekende Chinees Gao Xingjian de Nobelprijs – ook niet eerder van gehoord.

Een onbekende naam, dat is in ‘de media’ een grote zeldzaamheid: dat er over iemand die niet bekend is ineens zoveel drukte wordt gemaakt. Waar eerst niets was, ontstaat binnen enkele uren een heel schrijverschap, een oeuvre, compleet met vertalingen in verschillende landen. Het bekend worden van de voorheen onbekende naam veroorzaakt bij velen een licht schuldgevoel: weer niet goed opgelet, alweer heeft mijn neus me niet de goede kant op gewezen. Er duiken binnen enkele uren ook grote kenners van de schrijver of schrijfster op. Die pakken meteen uit. Zij wel. Zij kennen niet alleen de titels van de boeken, maar weten alle in en outs.

Van de Roemeens-Duitse schrijfster Herta Müller had ik wél gehoord, ook wel eens iets van gelezen, geen roman, maar artikelen in Duitse kranten. Herta Müller was geen onbekende schrijfster, maar nu blijken er lezers te bestaan die haar al jaren intensief volgen en precies weten wat haar werk zo bijzonder maakt. Haar Roemeense collega Mircea Cartarescu sprong een gat in de lucht toen hij van het Nobel-nieuws hoorde: met Herta Müller had hij wel eens samen voor een foto geposeerd, schrijft hij in de Frankfurter Allgemeine, met haar had hij wel eens in een forum gezeten, met haar had hij wel eens iets gedronken na een voorleessessie. Hij giet zijn herinneringen aan haar in de vorm van een ode. Daaraan is te zien (www.signandsight.com/features/1946.html) hoe zijn borst in enkele uren is opgezwollen van trots.Herta Müller

Een van haar recente artikelen uit Die Zeit was vanwege de Nobelprijs al in het Engels te lezen in The Guardian van 10 oktober. Diezelfde Cartarescu schrijft in zijn ode over Müllers poëtische, surrealistische stijl. Haar stijl in dit stuk is allesbehalve poëtisch of surrealistisch, maar wat ze schrijft is surrealistisch. Het gaat over haar confrontatie met haar dossier dat ze eindelijk mag inzien bij de Roemeens geheime dienst. Het bestaat uit drie delen, bij elkaar 914 pagina’s, en begint in 1983 met een verwijzing naar haar boek Nadirs, waarin ze de werkelijkheid ‘tendentieus’ zou hebben weergegeven. Ze behoort ook tot een groep schrijvers die veel Duits spreken en bekend zijn ‘vanwege hun vijandelijke werk.’ Müller is de muis waarmee de Securitate als kat speelt. Er worden feiten verzonnen om haar in diskrediet te brengen. Wanneer ze al niet meer in Roemenië woont, maar in Duitsland, blijkt dat de Securitate in 1989 twee personen van haar heeft gemaakt: de een (‘Christina’) is een vijand van de staat, de ander is een ‘dummy’ die Christina in diskrediet moet brengen. De dummy is een trouw partijlid en een agent zonder scrupules. Er wordt gedaan alsof Müller een dubbel leven leidt, tot op de huidige dag, ook al is de dictatuur in Roemenië al twintig jaar voorbij. De titels van Müllers romans beginnen mij te intrigeren: Hartedier en De vos was de jager.

Carel Peeters

Meer blogs

  • Afbeelding bij Vraagtekens achter al ons weten – over vogels

    Vraagtekens achter al ons weten – over vogels

    Larousse 12 Zouden mooie en exorbitante vogels zeldzamer worden omdat ze om schoonheid door mensen bejaagd worden? Een aantal zonderen zich van deze veronderstelling al af: we cultiveren soorten die we zeer mooi vinden voor volières en tuinen, de pauw of de goudfazant. Maar nietige onaanzienlijk vogeltjes hebben wel als voordeel dat ze de blik...
    Lees verder
  • Afbeelding bij Meer dan vijftig

    Meer dan vijftig

    Ik ben geen spelletjesman, maar omdat we toch in Moncarapacho waren en die tafel er toch stond en vriendin K stralend vier stenenhoudertjes op tafel had gezet en ik graag wilde meedoen met alles wat mijn vrienden deden en het om Rummikub ging – waarvan ik me vaag de regels kon herinneren – schoof ik...
    Lees verder
  • Afbeelding bij De wind

    De wind

    De wind komt over zee tegen de heuvel op, schudt de verdroogde vruchten uit de Alfarroba. Hard als kiezels tikken de peulen op het plaatstalen dak boven mijn hoofd. De wind is warm, Marokkaans, heeft maar een beetje water hoeven oversteken voordat hij hier mijn kleren van de waslijn blies. Na het eerste licht stap...
    Lees verder
Tirade bloggers
  • Foto van Michaël Van Remoortere
    Michaël Van Remoortere

    Michaël Van Remoortere (1991) is schrijver. Hij publiceert essays, verhalen en gedichten in een aanzienlijk aantal tijdschriften. Daarnaast maakt hij ook theaterperformances en installaties. Momenteel werkt hij aan de gedichtenbundel mythomaniën en de roman Autodafe.

  • Foto van Nicole Montagne
    Nicole Montagne

    Nicole Montagne studeerde Vrije Grafiek aan de kunstacademie in Utrecht en Cultuurwetenschappen aan de Open Universiteit. Zij debuteerde in 2005 met de essay- en verhalenbundel De neef van Delvaux. Onlangs verscheen bij Wereldbibliotheek haar nieuwste essay- en verhalenbundel: De verzuimcoördinator.

  • Foto van Willemijn Kranendonk
    Willemijn Kranendonk

    Willemijn Kranendonk (1994) is schrijver en dichter, voor zowel kinderen als volwassenen. Haar werk verscheen o.a. in Tirade, DW B, Liegend Konijn en op Lilith Magazine, Revisor, De Internet Gids, Hard//Hoofd en De Optimist. Momenteel werkt ze aan haar debuutroman die dit jaar nog uit zal komen bij Uitgeverij Van Oorschot en volgt ze de master Jeugdliteratuur aan de Universiteit van Tilburg. Mei 2022 verschijnt haar eerste kinderboek bij Uitgeverij Billy Bones.