Toen bekend werd dat Gerrit Komrij een bloemlezing zou maken met ‘de 25 afschuwelijkste gedichten uit de Nederlandse literatuur’ sprongen kranten en nieuwsites erop af. Ook al deden ze anders nooit iets aan poëzie, dit was nieuws. Het werd gebracht zonder commentaar, ‘maar men hoorde de onderhuidse juichkreet’, schrijft Komrij, want hier zou iemand eindelijk laten zien hoe waardeloos poëzie was, iets wat die kranten en nieuwsites zelf al lang wisten maar eens graag door een kenner bevestigd zagen. Inmiddels is de bloemlezing onder de titel Bombast en larie verschenen als deel 20 in de door Komrij geredigeerde Sandwich-reeks.
‘Ik was ontdaan’, schrijft hij in zijn inleiding, ‘door de nieuwswaardigheid van het berichtje. Jaarlijks verdienen tientallen gedichten het om het nieuws te halen, de meeste poëziebundels blijven onbesproken, dichters behandelt men als paria’s of op zijn gunstigst als paljassen, maar één bericht dat het afschuwelijkste op komst zou zijn en nu.nl, rtl-nieuws, leedvermaak.nl, schandpaal.nl en wereldomroep.nl springen klaarwakker overeind.’
Natuurlijk verwachtte men heimelijk dat Komrij een bloemlezing zou maken van de afschuwelijkste gedichten van levende dichters, maar dat zat er niet in, ook omdat je kan voorspellen dat geen levende dichter toestemming zou geven voor het opnemen van een als beroerd bestempeld gedicht. Het is dus een historische bloemlezing, beginnend in 1825. Het jongste gedicht is uit 1959.
Tot het bombastische genre behoren gedichten waarin zulke zinnen voorkomen:
Stroop, Dichtkunst! Stroop uw starremouwen
Tot boven de ellebogen op!
Grijp aan de citer! Doe haar snaren
De noorder golfslag evenaren.
Tot de categorie ‘larie’ behoort ongetwijfeld het gedicht waarin De lof der onderdeur wordt bezongen. De ‘onderdeur’ is letterlijk de onderkant van een uit twee delen bestaande deur. De vrouw kon met haar ellebogen leunend op de deur een praatje met de buurvrouw maken. En de man:
Gij, minnaars van kanastergeur,
Hebt ge ooit wel op een onderdeur
Al paffend neergelegen,
Met de ellebogen uitgestrekt,
Geheel op uw gemak,
En zo de wellust al geproefd
Der lekkere pijp tabak?
Deze bloemlezing nodigt er toch toe uit om één voorbeeld van een hedendaags crimineel slecht gedicht te geven. Ik moet dan meteen aan een gedicht van Maarten ’t Hart denken. Die pretendeert helemaal niet een dichter te zijn, maar, zoals wel vaker bij Maarten, hij doet er dan toch aan. Met rampzalige gevolgen. In 1999 schreef hij ter gelegenheid van de vijftigste verjaardag van een vriend een gedicht voor het Liber Amicorum. Het is te vinden op pagina 121 in zijn ‘Persoonlijke kroniek 1999’ Een deerne in lokkend postuur:
Wie vijftig wordt, late het hoofd niet hangen.
Het einde lijkt in zicht, maar is nog heel ver af.
En wat dan nog? Zelfs naar het diepe graf
kan elk verstandig mens weleens verlangen.
Mocht ooit je lid een enkel keertje schromen,
omhoog te komen uit het diepe dal,
wees niet bevreesd, viagra helpt meestal
om weer in oude luister klaar te komen.
Tel uit je winst, de drang om d’andere sekse
dag in, dag uit steeds aan de haak te slaan
blijkt zachtjesaan uit je systeem te gaan.
Gelukkig maar, het zijn toch meestal heksen.
Je kunt je schapen op het droge weiden,
je kostje is gekocht, je hebt het voor elkaar.
En wat een vrouw heb jij als steunpilaar!
Ach, beste man, wat ben je te benijden.