Het vertalen van boektitels

Ik heb het hier eerder gehad over het vertalen van boektitels en kom regelmatig bijzonder storende boektitels tegen. Aan The pearl kan weinig verprutst worden, en aan The hours ook niet, al klinkt De uren natuurlijk nergens naar. Als er uitdrukkingen in titels verwerkt zijn wordt het moeilijker, of woorden met meerdere betekenissen, zoals het op dit blog eerdergenoemde The crossing, dat vertaald werd als De kruising. Dat is op zich correct, maar helaas gaat de roman van Cormac McCarthy niet over een kruising. Het is deel twee van The border trilogy, over een grens dus. De grens bekt wel aardig, maar eigenlijk zou de roman De grensovergang moeten heten. Klinkt ook niet best.

haKent Haruf’s roman Plainsong verscheen hier als Het lied van de vlakte. Nu is een plain een vlakte en een song is een lied, dus de combinatie was waarschijnlijk snel gemaakt. Niet alleen zijn boektitels met het woord ‘van’ erin erg lelijk en gemakzuchtig, in dit boek van Haruf komt geen enkel lied voor en de vlakte speelt ook geen rol. De roman gaat over gemeenschapszin, over een dorpje, over hoe de mensen met elkaar om gaan. Plainsong is een Amerikaans woord voor samenzang in de kerk. Haruf heeft die term gebruikt om die saamhorigheid te duiden. Stel de titel daar op af, zou ik zeggen. Maar het moest het zoete Het lied van de vlakte worden, en op het omslag moesten twee stijgerende paarden.

Bijzonder sterke roman trouwens. Barack Obama las het boek toen hij met vakantie was. De Nederlandse vertaling lag vorig jaar voor een paar euro bij De Slegte.

Ook heb ik het op dit weblog eerder over Charles Bukowski gehad. Zijn Ham on rye is in Nederland bekend als Kind onder kannibalen. Ook dat heb ik nooit begrepen, al kan ik me voorstellen dat de Nederlandse uitgeverij moeite had met de varianten die een letterlijke vertaling opleverden. Ham on rye is een gevoel. Kind onder kannibalen ook. In die zin klopt deze vertaling wel, al begrijp ik hem niet.

Ik heb een ander boek met ‘rye’ in de titel, The catcher in the rye, wat vertaald is als De vanger in het koren, altijd een vreemde titel gevonden. Ik weet van de droom in het boek, in hoofdstuk 22, waarin kinderen die in een roggeveld spelen in een naastgelegen ravijn dreigen te vallen en dat de hoofdpersool Holden Caulfield de kinderen daarvoor wil behoeden. Hij is dan inderdaad een vanger in het graan, gebaseerd op dit gedicht van Robert Burns, maar ik vind dat beeld erg ver van het boek af staan.

Mij doet The catcher in the rye altijd meer aan honkbal denken. Sommige passages gaan over honkbal. Holden koestert de handschoen van zijn overleden broertje. Die handschoen geeft de liefde voor zijn broer aan, en zijn isolement. Holden voelt zich als een verrevelder , die alleen in een enorm veld moeten wachten op de bal, en die moeten vangen als die komt. Dat beeld komt dichterbij het gevoel dat ik bij het boek heb dan dat waanzinnige verzinsel van die droom, die Salinger beter had kunnen schrappen. Een vertaler met een beetje lef had dit boek niet De vanger in het graan genoemd, maar De verrevelder.

Er zijn veel voorbeelden te noemen, maar dat zijn over het algemeen titels die verzonnen zijn om een boek geschikt te maken voor de Nederlandse markt . Brokeback Mountain is de naam van een berg, en dat als titel. In het Nederlands verscheen het boekje als Twee cowboys. Bij uitgeverij Cossee verscheen afgelopen jaar een boek dat in het Duits Kaltenburg heet en nu: De nacht dat het dode kraaien regende. Ik denk dat de titel Les vaisseaux du cœur in Nederland niemand iets zegt. Het is de oorspronkelijke titel van Zout op mijn huid. Vaisseau is een schip. Toch valt met deze titels te leven, zelfs met het bondige Twee cowboys, dat voorbij gaat aan de berg die voor deze twee cowboys symbool stond voor hun liefde.

Aanvullingen?

Jan van Mersbergen


In de Oorshop

Een grappenmaker in een plankenfabriek

Ik werkte in een plankenfabriek. Er stonden enorme zaagmachines die volledig beveiligd waren, maar erg veel lawaai maakten zodat iedereen in de loods oorbeschermers moest dragen, je niet met elkaar kon praten en je nooit naar de radio kon luisteren tijdens het werk.

Dat werk bestond uit het verslepen van hout naar de zaagmachines en het er dan in stoppen. Er stond een oude Turk die al ruim dertig jaar op dezelfde plek achter een zaagmachine stond en het enige dat die man deed was planken van een halve meter in een opening schuiven, waarna ze gezaagd werden.

Ook was er een man die in de pauzes doorlopend flauwe grappen maakte. Dan zei hij tegen iemand: Er zit een spin op je kop. Of hij gebaarde dat er telefoon voor je was in het kantoor en dat was dan niet zo. Hij goot water in je schoenen, in de kleedkamer. Hij stopte houtkrullen in overalls die klaar hingen.

Op een dag hoorden we hem roepen. Hij riep: Help help, ik zit vast.

Het was net pauze, de machines waren uit gezet. We lieten hem roepen. We liepen naar de kleedkamer en toen we die door waren liepen we naar de kantine waar koffie wachtte. We rookten sigaretten en dronken koffie en een man deed hem nog na: Help help, ik zit vast.

Toen we terugkwamen in de loods vond een jongen de grappenmaker. Hij zat met zijn been in een zaagmachine. Hoe hij het voor elkaar gekregen had weet ik niet, maar ik denk dat hij een plank die vast zat een zetje had willen geven met zijn schoen en dat hij de beveiliging daarom uitgeschakeld had en dat hij toen gegrepen is. Zijn been zat er tot voorbij zijn knie in en toen pas sloeg de machine af en zat hij zelf vast.

Jan van Mersbergen


Blijf op de hoogte, ontvang onze nieuwsbrief.

Research bij een boksschool

Ik doe nooit veel research voor mijn romans, maar toen ik over boksen ging schrijven ben ik toch op zoek gegaan naar een boksschool, en later heb ik wedstrijden bezocht, en ik ben nog steeds blij dat ik het bokswereldje heb leren kennen.

Omdat ik niet ver van de Albert Cuyp woon was Boksschool de Albert Cuyp de uitgelezen plek om eens binnen te stappen. Ik heb het over 2006 en inmiddels is er veel veranderd bij deze boksschool, maar toen ik er voor het eerst aanbelde werd er opengedaan door Samir, een illegaal uit Algerije die, zo hoorde ik later, al drie jaar in de boksschool sliep en overdag op de markt werkte, een beetje helpen met opbouwen en opruimen en klusjes voor de marktlui doen.

Samir was erg vriendelijk. Hij liet me de koffieruimte zien, het gymzaaltje en de kleine ruimte met de ring waar gespard kon worden, en in de gang liet hij me de foto’s zien die op een groot prikbord hangen en hij vertelde wie de mensen waren op de foto’s en wees ook de foto’s aan waar hij zelf op stond, iets wat een week later door Ruud van der Linden, toen nog voorzitter van VBSK Albert Cuyp (Vereniging tot Bescherming van het Schoolkind) werd overgedaan, met verhalen die nog sappiger waren. Over de glorietijd in de jaren tachtig, toen de boksschool de koosnaam kreeg: De Wieg der Kampioenen, over de Olympische Spelen van Los Angeles waar Ruud bondstrainer was en Pedro van Raamsdonk vijfde werd, over de moeilijke tijden in de jaren negentig, toen boksen minder in de belangstelling stond, en over de situatie nu. Ruud weet alles.

boks

Ik leerde Ruud kennen en met hem de halve bokswereld waaronder oud kampioenen, jonge talentvolle boksers, mensen van andere boksscholen, scheidsrechters, leden van de boksbond en oud-Europees kampioen Pedro van Raamsdonk, die op zijn site actueel boksnieuws plaatst en aan zijn autobiografie werkt. Hij heeft voldoende verhalen om een boek te vullen en kan bovendien goed vertellen, met vaart en humor, en zelfkennis. Gezien het aanbod van Zomergasten dit jaar, sta ik op het punt hem voor te dragen als Zomergast voor volgend jaar. Het zal een mooie avond opleveren.

Ik bezocht boksgala’s in Hoorn, in Nieuwegein en in Den Helder, wedstrijden in armoedige gymzaaltjes waar om een boksring tuinstoelen stonden, waar opkomstmuziek gedraaid werd met een geleende installatie en er voor alle boksers één kleedkamer was. De sfeer was altijd goed en die sfeer probeerde ik te verwoorden in artikelen voor de site die een link legt tussen sport en historie, Sportgeschiedenis, en voor de boksbond, artikelen die net iets meer van het amateurboksen laten zien dan de uitslagen en berichten over criminaliteit. Hetzelfde deed ik voor het grote gala in Carré: De Ben Bril Memorial, die op maandag 26 oktober aanstaande weer gehouden wordt.

Ook zag ik de keerzijde van het boksen. Een jonge Marokkaanse jongen die jarenlang begeleid werd en die toch op een gegeven moment niet meer kwam en na contact met de familie bleek een sigarenzaak te hebben overvallen. Een talentvolle A-bokser uit Hoorn, Muhammet Uysal, die betrokken raakte bij een schietpartij en drie keer in zijn been geraakt werd waarna gevreeds werd voor zijn carrière . Een jongen van amper dertien die een wedstrijd verloor waarna zijn vader, een opvliegende Afghaan, hem zijn arm brak. De vriendelijke Samir die een tijdbom bleek en die na grote veranderingen bij de Cuyp werd opgehaald door de Vreemdelingendienst omdat het nieuwe bestuur geen illegaal in de zaal wenste en geen subtielere oplossing kon bedenken dan hem maar aan te geven. Een Roemeense trainer die ook geen vaste verblijfplaats had en zwierf tussen een villa in Noord en andere slaapplaatsen. Een Kroatische jongen van 17 die nog op de middelbare school zat en samen met zijn broer en vader in een één-kamer woning huisde.

Ik heb het toen allemaal gehoord en gezien en al die mensen heb ik na de bestuurswissel bij de Cuyp niet meer terug gezien. Het is verbijsterend hoe een sociaal vangnet en ‘regels zijn regels’ elkaar opvolgden. Soms kom ik in de buurt nog mensen tegen. Dan volgen er weer nieuwe verhalen. Met Muhammet Uysal gaat het inmiddels een stuk beter. Hij traint weer.

Het zijn de verhalen die bij een boksschool in de Pijp horen. Ik kwam er iedere week en ik ving de verhalen op, ik werd iedere keer vriendelijk ontvangen, kreeg koffie en de boksers en trainers vroegen me hoe ver ik al was met mijn boek, en of ze er zelf ook nog in voor zouden komen. De boekpresentatie van Morgen zijn we in Pamplona was in februari 2007 en daarna ben ik nog iedere week bij het trainen gaan kijken, en ook bij wedstrijden, tot er, zoals gezegd, een ander bestuur kwam.  Ruud werd eruit gegooid werd, Pedro ging weg en mijn gevoel stortte de Cuyp in elkaar, al laten foto’s op de site van VBSK Albert Cuyp zien dat er druk herbouwd wordt en zijn de berichten uit die hoek hoopgevend. Dat verbouwen was hard nodig, maar ik ben blij dat ik mijn presentatie nog kon houden in de sfeervolle oude ruimtes met de rammelende beugels waar de bokszakken aan hingen, de kantine met het bruine plafond en de discolampen uit de jaren zeventig, en de boksring waar een snerpende bel het sparren begeleidde.

Geheimtip voor een leuke avond: Ben Bril Memorial in Carré, maandag 26 oktober. Tot dan!

Jan van Mersbergen


Naar Dieppe en terug

Ik ging liftend met vakantie, alleen, en ik was van plan langs de Franse kust naar het zuiden te gaan, heel langzaam, of eigenlijk zo snel als ik wilde, en ik was van plan een hele tijd weg te blijven, maar vijf dagen later was ik weer terug in Amsterdam.

In België was ik al vlot. In die tijd konden studenten reizen met een OV-jaarkaart. Geen idee hoe dat nu is. Maar toen nam ik dus de trein naar Antwerpen en van daar nog een treintje via Gent in de richting van de kust. Die trein zag er wel gemakkelijk uit. Tegen de middag stond ik op een kruispunt voor de Franse grens, in de buurt van Duinkerken, of de Panne. Ik kreeg een lift, en daarna nog een lift en ik overnachtte in een hotel in Bologne-sur-Mer en een dag later in Le Treport, en dat was een prima kustplaats. Ik had wat van het binnenland gezien en de kust en ik was redelijk tevreden.

dieppeDaarna ben ik naar Dieppe gelift waar ik een kamer nam voor een paar nachten. Die kamer had ouderwetse lichtschakelaars en keek uit op zee, tenminste, als ik uit het raam ging hangen. Er is in Dieppe een brede boulevard en ik wilde de rotskusten zien. Ik at spaghetti in een restaurant vlakbij het hotel, alleen. Dat smaakte goed. Ik zag de rotskusten en liep over de boulevard, alleen, en ik keek naar de zee en naar de enorme veerboten die langs het stadje dreven.

Na twee nachten door het stadje slenteren en koffie drinken en ‘s avonds Frans bier drinken in kleine barretjes waar mannen naar voetbal en paardenrennen keken op televisie, toen brak er blijkbaar iets bij me. Ik verliet het hotel en liep naar de grote weg, en ging liften. Ik wist dat als ik ergens op de grote weg kwam ik naar het zuiden kon gaan en ook naar het noorden.

Het werd het noorden. Er stopte een vrachtauto. Ik stapte in en de man, een Duitser, ging naar Keulen. Ik zei: Goed.

We reden door Frankrijk en Wallonië en daarna kwamen we bij de A2 en die bracht me heel snel in Maastricht waar een trein voor me klaar stond. Dit is nu achttien jaar geleden en ik weet nu waarom ik plotseling weer terug wilde naar mijn kleine kamer in Amsterdam. Ik was alleen op reis geweest, dus ik had na de zomer iets te vertellen, maar verder had ik weinig gezien. Ik bedoel, ik zag alleen herinneringen. Dingen waarvan ik wist dat ik ze na mijn thuiskomst zou kunnen vertellen.

Jan van Mersbergen


Een grote lomperik en zijn vriend

Ik krijg wel eens de vraag voorgelegd welke drie of vijf boeken mijn favoriete boeken zijn en hoewel het erg moeilijk is daar een antwoord op te geven en mijn lijstjes eigenlijk per maand verschillen, is er één boek dat er altijd wel tussen staat: Of mice and men van John Steinbeck.

Deze Nobelprijswinnaar komt de laatste jaren – misschien wel de laatste decennia – amper in dit soort lijstjes van andere schrijvers voor. Daarom wil ik graag op dit podium een lans breken voor zijn beste boek, dat helaas bekender is als film, met John Malkovich als Lennie. .

ofOf mice and men is een compacte roman in vijf delen. In ieder vindt een ontmoeting plaats tussen de twee hoofdpersonen, George en Lennie, landwerkers die bij ene boerderij werk hebben gevonden, en de mensen van de boerderij: een mankepoot, een nukkige neger, een sympathieke menner met gezag, de zoon van de baas, en de vrouw van deze zoon, een blondine die te weinig aandacht krijgt. Met de kreupele delen George en Lennie hun droom zelf een boerderij te bezitten, met konijntjes die Lennie alfalfa kan voeren. Lennie is een zachtaardige, bijzonder sterke en grote kerel. Denken is niet zijn sterkste kant, dat laat hij aan George over.

Je voelt meteen al aan: dat gaat niet goed. Voor ze bij de boerderij zijn weet je eigenlijk al: dat gaat niet goed. Lennie houdt van dieren, om te aaien. Eerst verstopt hij een dode muis in zijn jaszak. Later krijgt hij een hondje dat hij doodknuffelt. Uiteindelijk komt de vrouw van Curley bij hem op bezoek in de schuur…

Natuurlijk heb ik het over het boek, maar die film is helemaal niet slecht. Integendeel. In deze scène knijpt Lennie de hand van Curley fijn. Van dit soort scènes kan ik erg genieten. De kleine man met overwicht op de grote lomperik wordt teruggepakt.

Verder komt Lennie er niet best vanaf, en zijn vriend George ook niet. Voor hem is Lennie een blok aan het been, en toch zorgt hij voor hem, zoals de oude kreupele man op de boerderij voor zijn zieke hond zorgde. Als die hond wordt afgemaakt, ergens halverwege het boek, dan heb je al een idee wat er met Lennie gaat gebeuren. Die wetenschap, en dat je hoopt dat het toch anders zal gaan, dat is een mooi type spanning in een roman, en Steinbeck gebruikt dat op een sublieme manier.

Ik ken een heleboel schrijvers die Of mice and men nooit gelezen hebben, die Steinbeck links laten liggen. Jammer. Zijn verhalen steunen op betrokkenheid, empathie en warmte, maar ook op tragiek. Dat maakt zijn oeuvre zeer waardevol. Lees die man!

Jan van Mersbergen


Onder de lelijke brug

Ik pakte mijn hengel en mijn viskoffer en uit de keuken wat oud brood en nog voor het buiten licht was en nog voor mijn vriendin en de kinderen wakker waren, ging ik heel zachtjes de trappen af, nam mijn fiets en zocht de Amstel op, tegenover het Amstel Hotel. Onder de lelijke brug, met de betonnen peilers en de metalen leuning zonder franjes. Een brug die alleen functioneel is, om zo veel mogelijk auto’s van oost naar west te kunnen krijgen, en andersom.

Het was nog fris en er hing mist boven het water, maar het zou warm worden die dag. Er stond geen stroming, daar was ik blij om. Ik schoof mijn hengel uit, een Albatros telescoop, en ik reeg er een tuigje aan, die met de dikke groene dobber, en ik deed een bolletje brood aan de haak en wierp de hengel uit.

torZe beten binnen de minuut, en voor het eerst sinds ik weer was gaan vissen, dacht ik geluk te hebben met de plek en met het tijdstip. Ik haalde een paar brasems omhoog en een heel mooi voorntje. Er zitten grote vissen hier in de rivier, maar om bijvoorbeeld snoekbaars te vangen kun je beter een stuk voorbij de Utrechtse Brug gaan zitten, maar dat vond ik te ver. Als ik zo’n stuk ja fietsen, fiets ik liever door naar Ouderkerk en maak ik een rondje om het Amsterdamse Bos, en hou ik het bij fietsen. Vissen moet je een beetje in de buurt doen, dan blijft het ontspannend.

Er kwam een man aangelopen. Uit de tijd dat ik aan de andere kant van de Amstel woonde, in de Blasiusstraat, wist dat er vaak zwervers onder de brug sliepen daar, maar nu zaten daar hekken voor en moesten ze ergens anders naartoe. Deze man was misschien ook een zwerver. Hij had een bijgeknipte baard. Of het nou een zwerver was of niet, ik vond dat een goed teken.

Hij zei me gedag en ik groette hem. Hij vroeg me of ik al iets gevangen had. Ja, zei ik. Brasem en voorn.

Heb je ze nog? vroeg hij.

Nee, teruggezet.

Jammer, zei hij. Brasem is lekker.

Hij zette zijn tas op de bestrating, maakte de gesp open en haalde er wat spullen uit, en daarna een gasbrander. Hij zei: Als je nog wat vangt, mag ik ze dan?

Goed, zei ik. Als je stil bet dan vang ik wel wat.

Dat gebeurde al snel. Ik ving een andere brasem, een goeie dikke, en ik haalde hem van de haak en hield de man de vis voor. Ik zei: Wacht even. En hij nam een doek uit zijn tas, spreidde de doek op de betonnen brugleuning en legde de vis daarop. Hij haalde een klein pannetje tevoorschijn, stak met een lucifer de brander aan, zette de pan erop, klapte een mes uit en begon de vis bij zijn buik open te snijden.

Toen hij de vis schoongemaakt had was de pan heet. Zonder boter of olie bakte hij de vis. De vis was snel gaar. Hij legde wat stukjes op de doek en bood me de vis aan die ik voor hem gevangen had. Er zaten graten in, maar de vis was mals en niet echt heel lekker, maar zeker niet vies.

Later ving ik nog een paar vissen en de man wachtte heel rustig, zittend op de brugleuning, en nam de vissen mee in de doek die hij uitgeklopt had in een hoekje bij de hekken.

Jan van Mersbergen


Meer blogs

  • Afbeelding bij Vraagtekens achter al ons weten – over vogels

    Vraagtekens achter al ons weten – over vogels

    Larousse 12 Zouden mooie en exorbitante vogels zeldzamer worden omdat ze om schoonheid door mensen bejaagd worden? Een aantal zonderen zich van deze veronderstelling al af: we cultiveren soorten die we zeer mooi vinden voor volières en tuinen, de pauw of de goudfazant. Maar nietige onaanzienlijk vogeltjes hebben wel als voordeel dat ze de blik...
    Lees verder
  • Afbeelding bij Meer dan vijftig

    Meer dan vijftig

    Ik ben geen spelletjesman, maar omdat we toch in Moncarapacho waren en die tafel er toch stond en vriendin K stralend vier stenenhoudertjes op tafel had gezet en ik graag wilde meedoen met alles wat mijn vrienden deden en het om Rummikub ging – waarvan ik me vaag de regels kon herinneren – schoof ik...
    Lees verder
  • Afbeelding bij De wind

    De wind

    De wind komt over zee tegen de heuvel op, schudt de verdroogde vruchten uit de Alfarroba. Hard als kiezels tikken de peulen op het plaatstalen dak boven mijn hoofd. De wind is warm, Marokkaans, heeft maar een beetje water hoeven oversteken voordat hij hier mijn kleren van de waslijn blies. Na het eerste licht stap...
    Lees verder
Tirade bloggers
  • Foto van Twan Vet
    Twan Vet

    Twan Vet (1998) schrijft poëzie, proza en liedteksten. Hij blogt wekelijks voor Tirade.

    Zijn gedichten verschenen eerder in literaire tijdschriften zoals De Revisor, DW B en Het Liegend Konijn en in kranten zoals NRC en AD.

    De komende jaren werkt hij aan een dichtbundel, een non-fictieboek en een roman bij De Bezige Bij.

    Foto: Roderique Arisiaman

  • Foto van Milo van Bokkum
    Milo van Bokkum

    Milo van Bokkum (Amsterdam, 1994)  is economieverslaggever bij NRC.

  • Foto van Jack de Boer
    Jack de Boer

    Jack de Boer (1966) is leerkracht in het speciaal basisonderwijs. Zijn meer dan vijfentwintig jaar aan onderwijservaring heeft hij opgedaan in Amsterdam en Franeker, en vormt een belangrijke bron voor zijn schrijverschap.

    Zijn fraaie, essayistische  De gelukkigste klas toont wat het betekent basischoolkinderen door een jaar heen te begeleiden, op weg naar een betere toekomst.