‘Nathalie verdween in de badkamer en kwam terug met twee bordeauxrode, gewatteerde wanten die op de rug waren gedecoreerd met grote margrieten (witte kroonbladeren, geel hart). Ze stak haar handen erin, legde ze op de plek waar je een tweede kussen zou verwachten en vlijde haar hoofd op klassieke meisjeswijze op de bovenste handschoen.’
Dat een goed verhaal niet zonder een opmerkelijk detail kan, laat Martijn Knol zien in ‘Thuis’. Zijn detail: de ovenhandschoen.
Socioloog en Tirade-oprichter Joop Goudsblom zet zijn memoires in dit nummer voort. Verder zijn er verhalen van Gilles van der Loo, Marte Kaan, Alec van der Horst, Lennard van Rij, Pauline Genee en van de Frans-Marokkaanse schrijver Driss Chraïbi, gedichten van Wim Brands, Barber van de Pol, Hanneke van Eijken, Nickie Theunissen, Robin Ramael, Piet Gerbrandy en Jan Baeke, een essay van Jurriaan Benschop en een kroniek van Carel Peeters over Het kauwgomkind van Doeshka Meijsing.