In haar essay over Handke onderzoekt Jolies Heij of die argumentatie wel houdbaar is. Het is de vraag die je kan stellen over kunstenaars van Picasso tot Achterberg en van Michael Jackson tot J.C. Bloem: als het werk briljant is, maar de maker een schurk, wat moeten we dan met het werk? Gelukkig zijn er ook nog helden in de literatuurgeschiedenis, bewijzen de gedichten van Yentl van Stokkum. In lange, vloeiende verzen beschrijft ze haar fascinatie voor Emily Brontë, in wat ze zelf een onderzoek noemt naar de overeenkomst tussen poëzie en séance. Laat u in trance zingen tot u door de negentiende eeuw loopt.
En dat er zelfs in de akelige actualiteit nog literaire helden rondlopen kunt u lezen in het verhaal van Tirade-redacteur Julien Ignacio, die zich liet inspireren door de ontberingen van Behrouz Boochani, de Koerdisch-Iraanse journalist die via Indonesië naar Australië probeerde te vluchten, waar hij zes jaar gevangen werd gezet op het eiland Manus. In gevangenschap schreef hij de meermaals bekroonde roman Alleen de bergen zijn mijn vrienden, en die inspireerde op zijn beurt Ignacio weer tot dit verhaal. Zo dendert de literatuur door de tijd en over zeeën, grijpt als een virus om zich heen en maakt steeds weer nieuwe, gelukzalige slachtoffers.
Laat u besmetten door de woorden van Anke Cuijpers, Mattijs Deraedt, Marjolijn van de Gender, Maria Kager, Hedda Martens, Harm Hendrik ten Napel en Francesco Piccolo (vertaald door Ada Duker). De illustraties zijn van Elianne Koolstra.