Het zeldzame geval dat ik het oneens blijk te zijn met Rudy Kousbroek moet ik met beide handen aangrijpen. Omdat er helaas geen Verzameld werk van Kousbroek is kan ik het niet goed nazoeken maar in 1 van zijn fotosyntheseboeken staat een foto van een toreador, met een akelig mondje. Kousbroek kaffert de man uit: het is een verwende bek van een slecht mens: stierenvechten is zeer verwerpelijk. Een pruillipje van een dreinkind, zoiets vindt Kousbroek ervan.
Ik reisde deze zomer naar Noord Spanje, waar ik nog nooit geweest was. In Villasante de Montija, een mooi stoffig dorpje in Noord Spanje aten we tapas en dronken ijskoude vino rosado in El Crucero tot om 22 uur eindelijk de keuken openging. Het zat er stampvol met vooral mannen. De tv stond aan, het is het seizoen, stierenvechten op het scherm. Ik had nog nooit een heel gevecht gezien, maar heb ik dat café over verschillende avonden verspreid een tiental gevechten gezien. Ik ben vooral gefascineerd geraakt door twee zaken: de stilering van het gevecht en het algemeen gevoeld hoogtepunt: het falen van de toreador.
De Spaanse bevolking in het café zal de stilering al te goed kennen om er voortdurend veel aandacht voor te hebben, maar de falende toreador kon altijd rekenen op het neerleggen van kaarten, het wegzetten van glazen en naar de tv lopen: hoewel de uitkomst altijd vaststaat: de stier sterft, is het hoogtepunt van het gevecht de pijn van de toreador.
Mijn opa was een boer, ik had veel huisdieren vroeger, wilde van mijn 6e tot mijn 16e bioloog worden en houd van dieren en bestudeerde ze zeer intensief, maar mis inmiddels vrijwel elke sentimentaliteit aangaande dieren. Ik heb voldoende merels, vinken, Turkse tortels , pimpelmeesbaby’s getracht op te voeden als ze uit hun nest gelazerd waren om te weten dat de 5% die het haalt evenzo goed straks door de kat gepakt wordt. En al deze vogels vind ik nog steeds schitterend. Ik kan niet om een vogel heen kijken. Intussen is het zien afmaken van een stier meestal niet zo plezierig. De anderhalf miljoen runderen die wij jaarlijks wegkauwen laten we dan ook achter gesloten deuren afmaken en verwerken tot bitterballetjes en haasbiefstukjes en gehakt voor in de lasagne. Ik zie zelf geen verschil tussen de ene dode stier en de andere, en ik ben van mening dat wie een kip kan eten, haar ook moet kunnen doden. (Ik heb eens in Zweden uit honger iets moeten doden om te eten.)
Als een toreador tot zijn verbazing geraakt is, zo zag ik een keer, neemt hij zijn schoenen af, zet ze naast elkaar en vecht op sokken verder, uit respect voor de stier, of om hem te vernederen? Hoe zou Theseus de Minotaurus verslagen hebben en betekent die woldraad eigenlijk nog wat in het bestaan van die rode lap?
Ik was verbaasd het pruillipje en de houding van Kousbroeks toreador verschillende malen exact zo te zien in Spanje, het is niet iets persoonlijks maar behoort bij de conventies die ik nog niet goed begrijp. Heeft Kousbroek dat niet gezien: hij maakt het persoonlijk waar het al na een paar gevechten iets algemeens blijkt.
Ik geniet niet van het doden van de stier, maar ik geniet met de Spanjaarden van het falen van de toreador, één moment in de zoveel wedstrijden is zo’n stoere knaap volledig de speelbal van iets woedends dat vele malen sterker is dan hij, en dat hem dood wil. Regelmatig komt zo iemand er dan ook heel beschadigd uit. En waarom vinden we dat nou allemaal zo plezierig om naar te kijken? Ik geniet van de woedende stier, zijn kracht en energie. En ik zou willen streven naar een gelijkwaardiger kans voor de stier, meer een een op een gevecht. Ik lees dat heel soms een stier van de voorzitter zijn leven terugkrijgt: bij uitzonderlijke gevallen mag de stier niet gedood. Dat is dan toch wel weer het allermooist.
Uit overwegingen van diversiteit van cultuur denk ik dat we stierenvechten beter kunnen laten voortbestaan, al begrijpen we het niet helemaal. De McDonaldisering van de cultuur wenst eenvormigheid en smaakslapte. En dat we dieren eten maar in het geniep doden. En dan die lachende clown erbij.