Gisteren kwam mijn boek uit.
Mijn boek is uit.
De Val van Jakob Duikelman ligt in de etalages van minstens drie Amsterdamse boekwinkels.
Toen ik vanmiddag bij de Java Bookstore Wittgenstein’s Mistress bestelde en de verkoopster mijn naam vroeg, zei ze daarna: ‘Anne-Marieke Samson, die naam komt me bekend voor. Bestel je vaker bij ons?’ ‘Mijn boek ligt in jullie etalage’, zei ik zo nonchalant mogelijk. Alsof ik dat dat de normaalste zaak van de wereld vond. Ik vind namelijk dat ik dat vanzelfsprekend moet vinden. Ik wilde verder geen haarbreed toegeven dat ik inderdaad vaker boeken bij de Java Bookstore bestel.
Op de boekpresentatie in Athenaeum gisteren was ik dronken zonder dat ik daar veel bier voor hoefde te drinken. Ik was al enigszins bedwelmd door de zenuwen, en door de sloot bleekwater die mijn kapper kort daarvoor over mijn hoofd had gegoten. En vervolgens liet ik mij bedelven onder lovende woorden om daarna een stapel exemplaren te signeren terwijl ik af en toe om mee heen keek naar die zee van hoofden waarvan voorheen alleen ik wist dat sommige daarvan ergens een rol speelden in het verhaal. Opeens stonden mijn personages tegen elkaar te praten, geleund tegen een kast met Duitse boeken. Met op de achtergrond het gebrom van Jimi Hendrix op een volume dat acceptabel is in een boekwinkel. ‘Ik ben Jakob Duikelman maar ik ben niet gesteriliseerd’, hoorde ik Jakob tegen Rebecca zeggen. Ik ving op dat Mai aan Sander uitlegde hoe je loempia’s maakt. En ik zag de kale kop van Jeroen mijn kant op grijnzen. Dat soort dingen speelden zich voorheen af in mijn hoofd. En dat kijkje in mijn hoofd is nu te koop voor 19,95.
Radio 1 belde me. ‘Is je boek een blik achter de schermen van Justitie? Is je roman een aanklacht tegen de journalistiek?’, vroegen ze. Misschien had ik daar ja op moeten zeggen. Maar ik zei nee en daarom mocht ik vanochtend uitslapen. Geen nieuwswaarde. Al lijkt me dat eigenlijk alleen maar goed. ‘Wat wil je dat de lezer van je boek leert?’, vroeg literaire showmaster Maurice Seleky me tijdens de presentatie. ‘Niets, helemaal niets’, zei ik. Ik hoop echt van ganser harte dat niemand iets leert van mijn boek.
Nu, de volgende dag heb ik koppijn en een zeurende misselijkheid zwalkt door mijn maag. Ik blijf maar staren naar mijn scherm, maar in mijn hoofd is het stil. Want wat valt er nog te zeggen als je een boek hebt uitgebracht? Ik ben bang dat ik nu weer een nieuw boek moet schrijven.