In de kelder van de bibliotheek waar ik als kind kwam, was een zogenaamde speel-o-theek gevestigd. Je moest een donkere trap afdalen om er te komen, en aan de balie zaten altijd twee spelothecaressen die de stukjes van de ingeleverde puzzels aan het natellen waren. Ik kan me herinneren dat ik daar ooit een speciale editie van het mens-erger-je-nietspel heb geleend. De versie die we thuis hadden bestond uit een gehavend kartonnen bord en een jampot die gevuld was met allerhande pionnen, fiches en dobbelstenen, en was daarmee natuurlijk perfect functioneel – maar de versie van de speel-o-theek was anders. In het midden van het speelbord zat namelijk een plastic stolp bevestigd met daarin een dobbelsteen, die je kon ‘rollen’ door op de stolp te drukken.
Misschien had de speel-o-theek deze editie aangeschaft omdat het betekende dat er zo tenminste één onderdeel minder in de doos zat dat kwijt kon raken en nageteld moest worden. Maar voor mij veranderde die stolp de hele aard van het spel. De strategische elementen van mens-erger-je-niet zijn zo goed als verwaarloosbaar, en misschien zorgt dat er wel voor dat het gooien van de dobbelsteen in dit spel zo’n emotioneel geladen handeling is – je wilt extra lang schudden, hard in je vuist blazen, vurig bidden dat je eindelijk een zes krijgt. Maar met zo’n drukstolp kon je de dobbelsteen niet aanraken, waardoor de uitkomst een onpersoonlijk en mechanisch karakter kreeg. Het werd inderdaad makkelijker om je niet te ergeren.
Mensen hebben dingen graag in de hand: in de meeste sferen van ons handelen worden zo veel mogelijk dingen gemeten, berekend en voorspeld. Maar er is een aantal situaties waarin we het toeval – begrepen als een gebrek aan voorspelbaarheid – juist actief opzoeken. Kansspelen zijn daar een goed voorbeeld van: het is leuk om jezelf onder gecontroleerde omstandigheden aan het lot te onderwerpen. Paradoxaal gezien komt daar vaak een hoop technisch gesleutel bij kijken: het kan behoorlijk veel moeite kosten om een object te creëren dat zoiets als ‘echte willekeur’ kan genereren. De wetenschapsfilosoof Ian Hacking schrijft in zijn boek The Emergence of Probability het volgende over een stel Egyptische dobbelstenen in het museum van oudheden te Cairo: ‘the guards kindly allowed me to roll [them] for a long afternoon, [and they] appear to be exquisitely well balanced. Indeed, a couple of rather irregular looking ones were so well balanced as to suggest that they had been filed off at this or that corner just to make them equiprobable.’
Spelletjes zijn niet de enige contexten waarin actief naar onvoorspelbaarheid op zoek wordt gegaan. Soms is er een situatie waarin een arbitraire beslissing genomen moet worden, en dan kan het omwille van onpartijdigheid beter zijn om lootjes te trekken. En soms wordt het toeval opgezocht om esthetische redenen – omdat een weloverwogen en strak geplande aanpak niet hetzelfde resultaat op zou kunnen leveren als een toevallig proces.
Zo zijn er genoeg kunstenaars die in hun werk systematisch gebruik maken van toevalligheid. Neem bijvoorbeeld de Canadese schrijfster Anne Carson, die in haar werk veel verschillende schrijfvormen en genres combineert. In een interview laat Carson blijken dat ze het organiseren van dit pluriforme werk tot publiceerbare bundels een uiterst vervelende taak vindt – en daarom laat ze het vaak liever aan het toeval over. ‘It saves you a lot of worry,’ zegt ze. ‘You know, all that thinking.’
In haar in 2016 gepubliceerde bundel Float omzeilt Carson het probleem van volgorde op een ingenieuze manier: de collectie is niet uitgegeven als een gebonden boek, maar als een plastic cassette waarin 22 losse chapbooks zitten. Je slaat de bundel niet open, maar je schudt de inhoud, die geen vaste volgorde kent, er letterlijk uit. De volgorde waarin de boekjes vallen, en waarin ze gelezen worden, wordt door het toeval bepaald.
Carson zet toeval niet alleen in bij de vormgeving van haar werk, maar ook bij het schrijven zelf. Zo is er het gedicht By Chance the Cycladic People, opgenomen in Float en hier gratis te lezen op de website van de LRB. Het gedicht bestaat uit een reeks aforistische stellingen over de bronstijdbeschaving op de Griekse Cycladeneilanden. Deze stellingen zijn genummerd en in willekeurige volgorde gezet. De lezer kan de nummers volgen en het gedicht lezen als een soort samenhangend essay, of de toevallige volgorde aanhouden, waarbij nieuwe en verrassende juxtaposities ontstaan. Aan het einde van het gedicht staat vermeld: ‘This poem was composed using the random integer generator.’
Deze random integer generator kan gevonden worden op de website RANDOM.ORG. Zoals de homepage van deze website adverteert, levert RANDOM.ORG ‘true random numbers to anyone on the Internet. The randomness comes from atmospheric noise, which for many purposes is better than the pseudo-random number algorithms typically used in computer programs’.
Filosofisch gezien is dit een interessante uitspraak. Wat wordt er precies bedoeld met ‘true randomness’? Atmosferische ruis is radioruis die wordt veroorzaakt door elektrische ontladingen in de atmosfeer. Wil RANDOM.ORG zeggen dat bliksemflitsen ongedetermineerde verschijnselen zijn? Het lijkt mij niet dat hier een dergelijke claim wordt gemaakt. Het punt lijkt eerder te zijn dat de causale processen achter de 40 bliksemflitsen die er per seconde gemiddeld op aarde plaatsvinden dusdanig complex zijn, dat atmosferische ruis praktisch gezien volledig onvoorspelbaar, en dus – in de epistemologische zin van het woord – helemaal willekeurig is.
Maar als het slechts een kwestie is van ons gebrek aan kennis, heeft het dan wel zin om een onderscheid te maken tussen true randomness en pseudo-randomness? Zouden de uitkomsten van een minder complex causaal proces, zoals dat van een algoritme, epistemologisch gezien niet even toevallig zijn, zolang we maar geen kennis van dit proces hebben?
Uiteindelijk lijkt het mij dat hier sprake is van een emotionele dimensie. Praktisch gezien maakt het niets uit of je worp bij mens-erger-je-niet tot stand is gekomen doordat je drie keer in je hand blies, of doordat je op een plastic stolp drukte. (Ik kwam er trouwens achter dat zo’n stolp een ‘dobbelautomaat’ heet – wat grappig is, omdat het Griekse woord αὐτόματος niet alleen ‘spontaan’ maar ook ‘toevallig’ kan betekenen.) Praktisch gezien maakt het niets uit of de willekeurige nummers die je gebruikt om een tekst te structureren door een algoritme zijn gegenereerd, of door middel van atmosferische ruis. Maar dat wil niet zeggen dat het niets toevoegt. We schrijven onweer niet meer toe aan de grillen van een oppergod, maar het heeft nog altijd iets poëtisch om een gedicht door het onvoorspelbare ritme van de bliksem tot stand te laten komen.
Een versie van deze tekst droeg ik voor op een avond over het concept ‘toeval’ in de wetenschap en de filosofie, georganiseerd door Filosofisch Café Nijmegen. De livestream van deze avond is hier terug te kijken.