Nieuwe schoenen

Unknown

 

 

 

 

 

 

 

Het was woensdagochtend, kwart voor tien. Hand in hand stonden Nadim en ik voor de rolluiken van de Bijenkorf. In het halfdonker erachter sliepen de draaideuren nog. Op zijn halfhoge schoentjes, het ooit glimmendblauwe leer van de neuzen al stoeptegelgrijs geschaafd, draaikontte mijn zoon. Elk moment kon hij beginnen te jengelen. 

Binnensmonds vervloekte ik mijn gebrekkige planning. De met Nadim doorgesproken volgorde van de dag had ik tien minuten geleden moeten wijzigen, toen we in de regen voor de ook nog niet draaiende draaideur van de OBA stonden. 

‘Dan halen we eerst nieuwe schoenen,’ had ik gezegd. ‘Oké?’

‘Boekje van blote beesten halen in de diepelotheek, papa?’

‘Nee, schat. Eerst schoenen, dan boekies.’

Op de fiets hadden we alvast besproken wat voor schoenen hij wilde. 

‘Wil je hoge, zoals je nu hebt?’

Hij keek naar beneden. ‘Blauwe.’

‘Met veters?’

‘Blauw.’

‘Blauwe schoenen met blauwe veters?’

‘Blotebeestenboekje halen, papa?’

De laatste keer dat ik in de Bijenkorf was – dacht ik toen de luiken eindelijk opgehaald waren en we als eersten door het Louis Vuittongeweld liepen – moest een leven geleden zijn. In ieder geval voor ik een oude man in een vuile spijkerbroek geworden was, die een kind in een te kleine winterjas en versleten schoenen voortsleepte. Alle verticale oppervlakken in het warenhuis leken te spiegelen, waardoor de verwaarloosde man (zat zijn jas nu vol hondenharen?) en zijn verwaarloosde kind (was dat een enorm snotplakkaat, onder zijn neus?) niet méér hadden kunnen opvallen als ze op een mammoet binnen waren gekomen. 

Om ons heen waren graatmagere vrouwen met duur haar, en pappige mannen in nog veel duurdere gympies kleding aan het schikken. Ik moest denken aan de catacomben van een schouwburg voor aanvang de voorstelling, en inderdaad: zonder publiek leek de grime er bij de acteurs wel erg dik op te liggen. Ik stelde me voor hoe zo’n winkeldame na een lange dag werken thuiskwam: hoe ze de uitgeharde make-uplagen als een dodenmasker afpelde, waarna ze bij de tv een halve peer at die ze wegspoelde met vier glazen Pinot Grigio. Soms wil je mensen graag naakt zien, zonder dat het meteen iets seksueels is.  

Ben ik hier alleen in?

Nadim en ik pakten alle roltrappen. We deden ze vooruit, achteruit, lopend en stilstaand. Voor we het wisten waren we helemaal boven, waar we in de verste uithoek een kinderschoenenhoek vonden.

‘Zeg maar tegen die mevrouw wat je wilt,’ zei ik.

‘Blauw,’ zei Nadim.

De mevrouw nam ons even op. ‘Ik weet niet of ik nog iets blauws in de uitverkoop heb.’

Kennelijk waren de esthetische eisen die gesteld werden aan verkopers van kinderschoenen heel anders dan die gesteld werden aan de Chanel-crew. De gelaatshuid van onze verkoopster was nog heel duidelijk zichtbaar en ze kon ook glimlachen, wat ze op gepaste momenten deed. Ze vertrok en kwam na een paar tellen weer terug met een viertal dozen in haar armen. De eerste bevatte knallendblauwe Adidassen. 

‘Geen gympen,’ zei ik. ‘Sorry.’

Er bleven nog twee dozen over. In de eerste lagen ademende klittenbandstappers met 50% korting, in de tweede halfhoge avondhemelblauwe suède bordeelsluipers met spekzolen.

‘Deze zijn van de nieuwe collectie,’ zei de mevrouw. Ik keek op het prijsplakkertje onder de zool, liet de sluiper vallen alsof hij in de fik stond en pakte een klittebandstapper uit de andere doos. 

‘Mooi toch, deze?’ zei ik hoopvol tegen Nadim.

Ach, het moge duidelijk zijn. Een minuut later duwde ik – zonder naar de kassabon te durven kijken – mijn pinpas in de gleuf die mevrouw me voorhield. De drie piepjes van het succes klonken.

Nadim wilde zijn nieuwe schoenen aanhouden en staarde op de roltrap innig naar zijn voeten. Bij de spiegelpui van de Fendiwinkel hield hij even stil om zijn hele gestalte in zich op te nemen. Hij lachte, straalde naar zichzelf. Het was zo aanstekelijk dat de meneer die voor de pui op klanten stond te wachten ook begon te stralen.

‘Oh,’ zei hij. ‘Wat heb je moooooie schoenen! Heeft jouw lieve papa die voor je gekocht?’

Ik knikte naar de Fendiman, glimlachte en merkte godverdegodver dat ik begon te blozen. Nu was ik het die naar mijn voeten keek.  

‘Kom,’ zei ik, en trok mijn zoontje vlot. ‘Dan gaan we een blotebeestenboekje voor je halen.’

 

 

 

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver, schrijfdocent en journalist. Hij was redacteur van Tirade en zijn fictie verscheen online en in de bladen. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit (nominatie Academica) en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín en Dorp (nominatie Boekenbon- en Librisprijs). Nu in de winkel: de roman Café Dorian.