Raamswolde, 17 juni 1986
Beste Daniël,
Tot mijn verdriet heb ik je gemist toen je op de fiets je brief kwam afleveren. Stormde het niet te hard? Ben je heelhuids thuisgekomen? Ik ben blij verrast door je schrijven. Er heeft best wat tijd tussen gezeten.
Zoals je aan de datum kunt zien, schrijf ik je nog dezelfde dag terug. (Je ontvangt deze brief donderdag. Dus voor jou is het nu donderdag…)
Der Geist von Raamswolde. Dat heeft je vader juist, zo noemden ze mij inderdaad. Het is begonnen met een Duitse journalist. Later werd ik door tegenstanders aangeschreven met phantom of prizrak. De schim van Raamswolde. Het impliceert dat ik overal aanwezig ben en als een spookverschijning mijn tegenstanders zwakke zetten influister. In iedere studeerkamer waar een speler zich het hoofd breekt boven de stukken, zou ik aanwezig kúnnen zijn. De vraag die hiermee opgeworpen wordt is of ik überhaupt wel besta… Sommigen zijn hier gevoelig voor.
Ja, correspondentieschaak. Die partijen zijn doorgaans beter, kunstiger misschien zelfs dan ‘gewone’ schaakpartijen. In de mooiste partijen duurt het doorgaans langer voor er ten eersten male geslagen wordt, omdat ieder offer langer overdacht wordt. Dit geeft de beginfase van een partij het karakter van een paringsdans. De stukken draaien om elkaar heen voor eindelijk toegehapt wordt. Er wordt vaker teruggetrokken dan tijdens een bordpartij. Het is dreiging, zonder contact. Slaan is transformeren. Dit maakt het schaken an sich al wezenlijk anders dan het dammen. Daar wordt niet getransformeerd, tenzij een dam wordt gehaald, nietwaar?
‘Alles verandert, niets vergaat volledig,’ zo schreef de Griekse dichter Homerus al. (Jij gaat straks ongetwijfeld naar het gymnasium, dus je zult nog met hem te maken krijgen.) Het ene stuk verandert in het andere en maakt zo een gedaanteverwisseling door. Stond daar op c3 nog zo’n lieve kleine pion, het volgende moment is hij getransformeerd in een dreigend kijkende dame. Ken je het boek In de ban van de ring? Daarin speelt de tovenaar Saruman een belangrijke rol. Hij maakt een metamorfose door, van goed naar slecht. Als je het nog niet gelezen hebt, ren dan meteen naar de bibliotheek. Niet omdat dit boek zoveel met schaken te maken heeft, maar omdat het een prachtig verhaal is waar je dagen plezier van zult hebben.
Het wezenlijke verschil tussen de kunstenaar en de schaker is dat laatstgenoemde niets maakt dat als handelswaar bestendigd wordt. Geen schilderij, beeld of boek. Als zodanig rusten er dan ook geen rechten op een schaakpartij. Als niemand de moeite neemt de zetten te noteren, bestaat zij zelfs niet. Ja, in de hoofden van de spelers zal zij opgesloten blijven. Dat is meteen het tweede verschil. Een schaakpartij is altijd van twee mensen. De vergelijking met een uitvoerend kunstenaar dringt zich op en hoewel ik dit wel begrijp, betwist ik het wel. Een schaker is namelijk wel degelijk een maker. Als ik een potje zou voetballen, zou ik mij er volkomen van bewust zijn dat ik speel. Ik zoek niets of niemand. Bij het schaken is dat niet zo. Daar is het mij te ernstig voor. Zoals de kunst voor een kunstenaar het allerhoogste is en daarom serieus genomen moet worden. Iets maken wat er eerder nog niet was, dat is kunst. Schaken is een dialoog die er eerder nog niet was. Het is niet zomaar een spel. Een schaker bepaalt de definitie. Hij blaast zijn stukken, met allemaal hun eigen karakter, leven in zoals een poppenspeler zijn materiaal tot toneelspelers verheft door aan de touwtjes te trekken. De ideeën van de schaker vloeien uit over het bord en vormen mede de partij. Een schaker geeft. Zelfs als hij een stuk van de tegenstander slaat. Goed, voor het gemak noemen we het een spel. Maar het is een spel dat gespeeld wordt door mannen en vrouwen die nooit volwassen zijn geworden. Ze spelen zoals een kind speelt, dus in bittere ernst. Ik ook.
Met vriendelijke groet,
Allard van Benniq Methorst
Bovenstaande is een brief aan een twaalfjarige jongen – een fragment uit mijn in november te verschijnen roman De schim van Raamswolde.