Als we in het park zijn loop je met je handen op je rug langs de zittende groepjes en blijft steeds even staan tot de mensen je opmerken.
Ik kijk vanwaar ik zit en wacht op hun glimlach, die altijd komt. Altijd.
Je benen zijn gespierd, met stevige kuiten om in te bijten. Je kleren zijn binnen de kortste keren vies.
Als je boos bent mep je. Hard.
Je eet een ijsje door het aan je mond te zetten en te zuigen tot het op is, het hoorntje ook.
Je danst zo graag, draait rond en rond rond; omhelst je broer van achter als hij het niet verwacht, grijpt zijn lange dunne benen met je sterke armpjes en knijpt, knijpt, knijpt.
Ada.
Het gemak waarmee je je beweegt. Je vertrouwen in jezelf, in anderen, in alles.
Hoe heet het als je stikjaloers op iemand bent wie je alles in de wereld gunt.
Liefde, misschien.
Je ogen zijn groot en blauw en onverdeeld in wat ze uitzenden.
Toen je net geboren was schreef ik op je kaartje dat ik er wilde zijn als de dingen tegenvielen en wilde blijven om te zien hoe je weer heelt.
Ik was verliefd; je bent anders gebleken dan ik op mijn bevallings-high bedacht.
Jij gaat geweldig worden,
ik zal er alleen maar naast hoeven staan en te kijken, kijken,
kijken naar Ada.
_____________________________________________________________
Gilles van der Loo (Breda, 1973) was redacteur van Tirade. Sinds 2010 publiceerde hij online en in diverse bladen. Hij schreef de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de roman Het laatste kind. In 2016 verscheen zijn sterk autobiografische roman Het jasje van Luis Martín.