Poëzie
Ook ik houd er niet van: er bestaan belangrijker dingen buiten al dit
gebazel.
Wanneer men poëzie leest echter, en met volstrekte geringschatting,
ontdekt men er
ten slotte toch ruimte voor het authentieke in.
Handen die kunnen grijpen, ogen
die zich kunnen opensperren, haar dat overeind kan staan
als het moet, deze dingen zijn belangrijk niet omdat
er een verheven klinkende interpretatie aan kan worden gehecht maar
omdat zij
bruikbaar zijn. Zo ver verwijderd dat zij onbegrijpelijk worden,
zou hetzelfde van ons allen gezegd kunnen worden, dat wij
niet bewonderen wat wij
niet kunnen begrijpen: de vleermuis
ondersteboven hangend of op zoek naar iets om te
eten, voortstormende olifanten, een wild paard zich rollend op zijn rug,
een rusteloze wolf onder
een boom, de onbeweeglijke criticus trekkend met zijn huid als een
paard dat een vlo voelt, de honk-
balfan, de statisticus-
en het is onredelijk
‘zakelijke documenten en schoolboeken’
laag aan te slaan; al deze fenomenen zijn belangrijk. Men moet echter
een onderscheid
maken: wanneer zij op de voorgrond worden gesleept door semi-
dichters is het resultaat geen poëzie,
en pas als de dichters onder ons
‘letterknechten van
de verbeelding’ kunnen zijn – verheven boven
arrogantie en banaliteit en
ons kunnen voorleggen ‘denkbeeldige tuinen met echte padden erin’,
zullen wij
het hebben. Intussen, als u aan de ene kant eist
het ruwe materiaal van poëzie in
al zijn ruwheid en aan de andere kant dat wat
authentiek is, interesseert u zich voor poëzie.
Marianne Moore (vertaling: Bernlef)
Er is een grimmige wereld tussen zij die poëzie lezen en zij die het verafschuwen. Ergens middenin wordt een moedige poging gedaan, door dichters en bewonderaars om gedichten op een geografische plek voor te dragen. Nu behoor ik helaas tot de menssoort die een enorme weerzin voelt opkomen als in een showachtige omgeving BN-er achtige types zich over de poëzie hoor buigen. Helaas is een verkeerde stembuiging voor mij al fataal. Ik weet dat dat aan mij ligt, en ik verwijt het hen niet. Maar ik wens dan heel snel weer weg te kruipen in een boek – de stem van de dichter.
Wat ik een ongelofelijk mooie manier vind die een dichter tot zijn mogelijkheden kan rekenen om een handreiking te doen aan de lezer, is de bundel vertaalde ‘zielsverwanten’. Bernlef maakte er zo een. Het alfabet op de rug gezien. Poëzievertalingen. H.C. ten Berge heeft ook een aantal van dergelijke boeken gemaakt. In Bernlefs boek vertaalde hij van een negental dichters uit het buitenland een ruime handvol gedichten elk. En hij introduceerde ze kort. Ik leef al maanden met dat boek omdat het zo’n geweldig greep zeer on-Nederlandse dichters is, door een dichter onze taal ingetrokken.
De apologie hierboven van Marianne Moore is een vrijwel afdoende poging om de niet-lezer van gedichten tot lezen te verleiden, de verlaagde drempel om in te stappen, om gedichten te lezen
niet omdat
er een verheven klinkende interpretatie aan kan worden gehecht maar
omdat zij
bruikbaar zijn