Eigenlijk zijn er maar twee soorten mensen op de wereld: 1) mensen die, als er een bal op hen afkomt, wegduiken en 2) mensen die er juist naartoe willen. In theorie, analoog aan de vlucht-/vechtreflex bestaat er nog een derde reactie (doodhouden), maar die kom je niet zo vaak tegen in de sportwereld.
Aan de buitenkant kun je onmogelijk zien wie tot welke groep behoort. Mij hoor je dus niet zeggen dat jongens van nature balvaardiger zijn dan meisjes – dan slaat Simone van Saarloos me in elkaar – of dat bottoms minder ver kunnen gooien dan tops. Ik zou zelfs het tegenovergestelde willen beweren: juist diegenen van wie je het ‘t minst verwacht, blijken ineens over een fabelachtig balgevoel te beschikken.
Zelf ben ik een treffend voorbeeld. Vroeger leek ik op een meisje, dus werd ik met gym als laatste gekozen, logisch. Tot ik een bril kreeg, was ik me zelf ook niet bewust van mijn eigen hand-oog coördinatie. Ik ging net zo lief touwtjespringen of elastieken.* Pas toen ik met peanutball tot mijn eigen verbazing zomaar een homerun sloeg, voelde ik voor het eerst hoe lekker het is om een bal voluit te raken.
Als tiener was ik geen fan van Madonna, maar wel van de doorschijnende mesh-hemdjes uit haar Borderline-periode. Heerlijk luchtig op de tennisbaan. Die piepkleine, maagdelijk witte shorts waarin Björn Borg vroeger speelde – met zo’n splitje aan de zijkant van de pijpjes – waren toen helaas al uit de mode, maar afgescheurde spijkerhotpants werkten ook prima: ik kon mijn ballen erin kwijt en de tegenstander raakte erdoor van slag.
Winnen van hetero’s; ik gun het iedereen van harte. Rond mijn vijftiende was het schering en inslag, maar toch bleef het bevredigend om te zien hoe hun onderschatting al na een paar games plaatsmaakte voor frustratie en uiteindelijk blinde zelfhaat wanneer ze van de baan werden geveegd door een frêle jongenshinde in een hoerig broekje, gezegend met een fluwelen balbehandeling. Wel vond ik het lastig om een geschikte dubbelpartner te vinden.
Mijn balgevoel heeft me meer dan eens uit de penarie gered. Op een zondagnacht in mijn studententijd, na een avond dansen in homodisco De Trut, werden mijn scharrel en ik hinderlijk achtervolgd door een groepje schreeuwpubers op het Hugo de Grootplein. Vanaf het midden van de rotonde gooide één van hen met kracht een vol blikje Red Bull naar ons toe. Ik plukte het met één hand uit de lucht, maakte het open en nam een slok. Niet te zuipen, maar op zo’n moment handel je instinctief, direct vanuit je motorische schors.
Nog een memorabele redding: tijdens mijn allereerste sollicitatiegesprek ooit moest ik zó nerveus lachen, dat er onbedoeld een fluim uit mijn mond ontsnapte en in een dramatische boog koers zette richting het hoofd van mijn latere werkgever. Ik weet niet precies hoe ik het deed, maar in een razendsnelle beweging graaide ik de fluim mid-flight voor zijn gezicht weg. Met links, want tijdens mijn stage bij het diplomatencorps had ik geleerd dat je je rechterhand altijd schoon en droog moet houden.
De meeste mensen zetten ‘balgevoel’ niet op hun cv. Ik wel. Balgevoel is een essentiële survival skill. Alles wordt makkelijker. Het heeft me meer gebracht dan, noem eens wat, alle politicologie-modules van Methoden & Technieken bij elkaar opgeteld. Balgevoel is way up there, samen met zwemmen en vuurbeheersing.
Gistermiddag op het Plantsoen trok voor het eerst een lichte pijnscheut door mijn onderrug toen ik zonder warming-up een basketbal teruggooide naar een groepje jongens op het schoolplein. Daar wordt ik zenuwachtig van. Er staat te veel op het spel.
_________________
* In Krommenie ook wel helastieken genoemd. Populair schoolpleinspelletje uit de jaren ’80, waarbij twee beste vriendinnen tegenover elkaar staan met een lange elastiekband langs hun enkels gespannen. Tussen hen in voert een derde beste vriendin een aantal verplichte springoefeningen of een vrije kür uit – vaak in de maat van een liedje of klapritme – waarbij zowel de plaatsing van de voeten ten opzichte van het elastiek (erop, eronder, erbinnen, erbuiten, etc.) als de uitvoering van diverse vervlechtingen in het elastiek (Eiffeltoren, kop en schotel) meetellen in de waardering.
Arjen van Lith is journalist en schrijver. Hij debuteerde in 2015 met de verhalenbundel Mijn Snor bij De Harmonie en publiceert diverse korte verhalen in (literaire) tijdschriften. De meeste maanden van het jaar woont hij in Austin, Texas, waar hij werkt aan een bundeling van de brieven die hij ooit aan zijn kapper schreef, en aan een roman over zijn opgroeien in dorpsmetropool Krommenie.