Alex,
Ik hoop dat je me dankbaar bent. Maar dat ben je niet. Waarschijnlijk denk je dat je het goed gespeeld hebt. Ik denk dat we het eens zijn.
Ik stel me je zo voor; in de garage van je glazen kantoor, je opmakend voor de weekendfile met die stapels onverzetbaar overwerk op de achterbank. Met een elleboog leunend op het dak van je leasebak, fronsend naar het scherm van je telefoon, verontwaardigd dat je geen bereik hebt in een parkeergarage. Het ziet er drukbezet uit, broer. Dat moet ik je nageven; je bent er altijd goed in geweest om een drukbezette indruk te wekken. Het is je beste troefkaart. Jammer dat je hem al zo vaak hebt ingezet.
Ik geloof dat je nog niet goed beseft hoe lang die uitvoeringen van ma’s dameskoor duren. Maar daar zul je snel genoeg achterkomen. Wat hadden we ook alweer afgesproken? In ruil voor dit verslag ga jij naar de eerstvolgende drie optredens? Of waren het er vier? Inclusief ophalen, eten en na afloop weer thuisbrengen. Gelukkig heb je een comfortabele auto.
Ik zit aan mijn tweede sloot spoorwegkoffie. In een stiltecoupé naar het noorden. Wist je dat het drie uur reizen is naar de boot? Vast. Wanneer heb jij voor het laatst voor een wiebelend treintoilet staan mikken, Alex? Laten we het daarover hebben de volgende keer dat we elkaar zien. (Op ma’s verjaardag. Jij bent verantwoordelijk voor het cadeau. Had ik dat al gezegd?)
Tegenover me probeert een uitgebluste moeder haar hysterische peuter op zijn plek te houden. Ze heeft een rugtas vol afleiding bij zich, maar het wil niet helpen.
‘Het is een sst-coupé, Jort,’ zegt ze. ‘Waarom luister je niet naar mama?’
Jort is drie. Hij heeft al twee keer naar me geschopt. De eerste keer vloog zijn schoentje rakelings langs mijn beker. De tweede keer was raak. Nu heb ik een koffiekruis. Vertel ma later maar dat je het hilarisch vond.
Ze belde gisteren. Of we er wel aan dachten een extra trui in te pakken. Er liggen wat collega’s van de spoelkeuken met griep op bed dus nu denkt ma weer dat er super-ebola op komst is. Een extra trui zal ons beschermen.
‘En zeg tegen Alex dat hij zich goed insmeert,’ zei ze nog. ‘Ik kreeg hem niet te pakken, maar jullie krijgen altijd zo’n grijze huid van de kou. En de nachten zijn koud op zo’n waddeneiland. Kouder dan in de stad.’
‘Het is maar een weekend, ma. En we gaan niet op poolexpeditie.’
Ik kon horen dat ze de bestekla dichtsloeg.
‘Je moet niet spotten met je gezondheid.’
‘Ma, ik spot niet..’
‘Raphael de Klerk!’ (Je weet hoe ze dan klinkt, Alex. Alsof de verbinding bevriest, kristallen in je trommelvliezen.) ‘Raphael de Klerk, laat me mezelf niet hoeven herhalen!’
Dus je hebt een extra trui mee, Alex. Dan weet je dat. En genoeg crème om jezelf te frituren.
‘..dus je mag blij zijn dat ik nog weleens een puzzeltje maak. Wie had dat gedacht hè? Ik heb nog nooit iets gewonnen, wist je dat? Ja, die kruimeldief bij de Paasbingo. Maar die ging al na twee keer stuk, dus dat telt niet.’
‘Ma, ik moet nog een hoop doen, dus ik ga zo..’
‘Maar ik ben blij dat jullie eindelijk gaan! Jullie hebben het al zo vaak uitgesteld. Krijgen jullie eens iets leuks van je moeder.. Een Bezinningsweekend in een strandhotel! Ze hebben vast nuttige tips, denk je niet? Jullie leven allebei zo gehaast, zo afgeleid. Alex zit altijd in die telefoon, behalve als ik bel..’
‘Ma! Ik moet nu echt..’
‘En jíj! Misschien kun jij je eens gaan bezinnen op je toekomst. Je kunt niet eeuwig in dat hotel blijven werken. En dat boek van je.. Er zit geen toekomst in boeken, jongen. Ik las laatst dat er steeds minder gelezen wordt. De literatuur schijnt dood te zijn, wist je dat niet?’
Een uur, Alex. Het duurde een uur. Ik hoop dat het koor aan toegiften doet.
***
Ik moest overstappen in Akkrum. Of nee: wé moesten overstappen in Akkrum. Als ma er ooit naar vraagt: er was niks te zien in Akkrum.
We hebben koffie gedronken op het terras van de rederij. In de kou, omdat ik zo nodig moest roken ja. Zelf deed je niet mee, je bent volgens ma gestopt in 2013, ergens tussen Sinterklaas en Kerst. (Maak je aantekeningen?)
De veerdienst is een uur geleden afgemeerd. Het vaste land ligt achter ons. Na een half uur te zijn weggeblazen door de februariwind op het dek (samen met een idioot in een Batman t-shirt die bijna over de reling viel toen hij een selfie probeerde te maken) heb ik me teruggetrokken in de restauratie op het benedendek.
Vanaf waar ik zit, kijk ik uit op het buffet. De kroketten vinden gretig aftrek. Er is een aanbieding. Ik probeer te raden wie er nog meer op weg zijn om zich een weekend te bezinnen. Ik merk dat ik op zoek ben naar vermoeide gezichten, maar zo groot kan dat strandhotel niet zijn.
Iedereen is praktisch gekleed. Dat wil zeggen; de stevige zolen en comfortabele broeken zijn niet van de lucht. En dikke truien natuurlijk. Alle mannen zijn kalend. De vrouwen zien eruit alsof ze overal en te alle tijde een pakje zakdoeken, een strip paracetamol en een leesbril vandaan kunnen toveren. Wandelende nachtkastjes.
Batman bestelt twee kroketten. Zonder brood. Selfies maken maakt hongerig.
Het is geen spannend leesvoer, ik weet het. Maar het zijn de details die straks het verhaal maken, Alex. Ik hoop dat je ze goed in je opneemt. Ik ben benieuwd waar we ons over zullen bezinnen dit weekend. Maar maak je geen zorgen, ik verzin vast iets leuks. We zullen zien of je me na dit weekend nog steeds niet dankbaar bent.
Er klinken opgewekte gilletjes als de scheepshoorn gaat. Batman heeft zijn kroketten op. Er zitten kruimels op zijn shirt. We gaan het dek weer op.
Het eiland is in zicht.
———
Daphne Huisden (1988) debuteerde in 2010 met de roman Alles is altijd fictie, die werd genomineerd voor de Academia Literatuurprijs. In 2013 verscheen Huisdens tweede roman, Dit blijft tussen ons, genomineerd voor de Halewijnprijs. Naast romans publiceerde Huisden kort proza in, onder meer, Tirade, Das Mag en De Volkskrant en schreef ze bijdragen voor Crossing Border, The Chronicles. Daphne Huisden woont in Rotterdam en werkt daar aan haar derde roman.
Portret: Salih Kilic.
Volgende week: Bezinningseiland 2.