Bijna vergeten is de kunst van het verdwalen

Aan te komen in een stad die je nog niet kent, het uitzicht vreemd en alle geuren rauw en vreemd. Alle straten hier en ook de kronkelende steegjes in de loop der eeuwen in elkaar genesteld volgens een logica die nu al lang vergeten is en daarom niet meer leesbaar. Je kijkt en tuurt en draait de kaart in je handen om en om, maar de wereld om je heen correspondeert niet met de papieren weergave ervan. Je bent verloren; hier is niets dat je herkent.

Bijna verdwenen is de kunst van het verdwalen omdat de kaarten waar we ons aan vasthouden niet langer van papier zijn. In plaats van sterren om naar op te kijken hebben we satellieten om ons in de gaten te houden, onze voortgang te volgen als een bewegend stipje op de kaart. Er zijn al bijna geen papieren kaarten meer, laat staan die oude kaarten vol met witte, nog oningevulde plekken. Hic leones sunt. Wanneer we tegenwoordig iets niet weten is het een nog niet weten, een hiaat in onze kennis dat ongetwijfeld snel zal worden ingevuld.

Reddingswerkers weten dat kinderen betere, succesvoller verdwalers zijn dan volwassenen, gemeten in termen van overlevingskans.[1] Wanneer een kind merkt dat hij de weg kwijt is geraakt stopt hij met lopen en wacht op hulp, die hem vervolgens relatief gemakkelijk terug kan vinden. Volwassenen lopen juist verder en verder en wijken daarmee ook steeds verder van hun oorspronkelijke route af, raken verder verloren. Misschien vinden we het, eenmaal volwassen, moeilijker om toe te geven dat onze kennis niet onfeilbaar is; misschien schamen we ons om toe te geven dat we zijn verdwaald.

Bijna verloren is de kunst van het verdwalen. Elke schrijver vertrekt vanuit het midden van een witte plek en tekent vanaf daar de kaart in dikke en dunnere lijntjes. Als lezers volgen we voetje voor voetje de loop van het verhaal dat door het landschap kronkelt en lopen zoals bij elke reis het risico verloren te raken, onderweg iemand anders te worden. De horizon die steeds een stapje voor ons uit beweegt: niet weten waar of wie we zijn, en dat dan te beseffen.

Omdat er niets nog niet gezegd
beoordeeld, vastgelegd is
hebben we lege handen.
Waar is de lucht nog zwart
de kaart nog leeg
het oerwoud niet ontdekt
diep onder de grond misschien
als je goed luistert het geruis
van een rivier in staat
ons te vervoeren

Noot

[1] Dit feit, en andere verhalen over verdwalen vind je terug in A Fieldguide to Getting Lost van Rebecca Solnit.

————————————–

Wytske Versteeg (1983) publiceerde de romans Boy (2013) en De wezenlozen (2012) en het non-fictie boek Dit is geen dakloze (2008). Ze won, onder andere, de Serge Heederik Prijs voor filosofisch schrijftalent en de Kwakoe Literatuurprijs. Dit jaar zette zij bovendien de BNG Nieuwe Literatuurprijs op haar naam. In Tirade 455 vind je een kortverhaal van Wytske, Overgave. Ze werkt aan een proefschrift en aan haar derde roman.

De Tirade-redactie neemt haar hoed af voor Wytske Versteeg: veel dank voor al je  fraaie gastblogs en hopelijk weer tot lees!

Volgende week: de eerste Zondagse Gastblog van Bregje Hofstede.

Portret Wytske Versteeg: Eline Spek.

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *