Verhuizingen zorgen voor tussenstanden van zelfbegrip. Een overzicht van waar je hebt gewoond en hoe dat voelde, maar ook een balans van wat je eigenlijk bezit en waarom. Eens schreef ik op een briefje voor een logee: ‘Zoals je ziet staan hier nogal wat boeken. Pas er goed op, het is het enige wat ik heb.’ Hoe pathetisch dat ook moge klinken, het is waar. Ik heb hier al eens gepleit voor weinig spullen, en die opvatting resulteerde er voor mij in dat ik vooral (maar niet uitsluitend) boeken bezit.
Voor mijn verhuizing heb ik tot nu toe de volgende maatregelen getroffen. Het grootste deel van mijn boeken in dozen stoppen; het behang van de muren in de slaapkamer pulken. Die twee bezigheden lijken ook sterk op elkaar. Er zaten op sommige muren zes lagen. Eerst blauw-grijs met een motiefje, dan ergens lichtblauw met bloemetjes en ten slotte benepen lichtbruin met ruitjes uit de jaren zestig. Duidelijk niets aan gedaan sinds de bouw van het pand, en op Amsterdamse wijze laten aanslepen. Ik was bang dat de hele flikkerse bende zodra ik ging schilderen naar beneden zou komen.
Mijn boekenkast gaf eindelijk zijn dubbele rijen prijs. Een grote verrassing zat er niet bij maar het was goed om exact te weten wat er allemaal staat. In een heleboel klassiekers zit wel een boekenlegger, of iets wat al zodanig dienstdoet. Ansichtkaarten, kassabonnen, losse blaadjes, tandenstokers, andere boekjes. Helaas geen grote bedragen gelds, zoals mijn ouders die wel eens hebben aangetroffen in hun boekenkast. Gezien het vrijkomende stof was het hoognodig de boel eens door handen te nemen.
Van het uiterlijk naar het innerlijk behang dan. Ik vond een enkele herinnering in de categorie niet af te pulken plaksel, zoals het fijne zand in boeken die ik las op het strand. In een tijdschrift stond een verborgen boodschap in de vorm van een overgeschreven gedicht. ‘Sic noctem patera, sic ducam carmine, donec / iniciat radios in mea vina dies,’ het einde van een gedicht van Propertius, waarschijnlijk uit mijn dichterlijke periode.
De leggers in de verzamelde Hanlo zitten uitsluitend op plaatsen waar hij het over zijn motors heeft. Boeken van anderen overgenomen: talloze. Gesigneerde: evenzoveel. Maar welke mij het meest dierbaar is? Wie zal het zeggen. Mijn tot op de draad versleten Loeb-deeltjes Pindaros moeten in de nieuwe kast in ieder geval een prominenter plekje krijgen. In de brieven van Ilja Pfeijffer las ik een passage over een zinsnede (genoi’ hoios essi mathôn) uit zijn tweede Pythische ode. ‘Werde welcher du bist erfahren,’ vertaalt Hölderlin, zoals alleen Pindaros zoiets kan uitdrukken – een stapje verder dan ‘ken uzelve’.
Marko van der Wal (1989) is opgeleid als classicus, redacteur van Tirade en werkt bij Uitgeverij Van Oorschot. Sinds twee jaar blogt hij wekelijks voor tirade.nu. Hij ziet er overigens anders uit dan hij eruitziet.