De vakantie had niet gewerkt. Iedereen die ik sprak zei hetzelfde: het was dit jaar onmogelijk om weer te beginnen.
Hoewel ik geen uitsteller ben, schoof ik de klussen en mails als natte truien van me af. De kleinste moeite leek teveel, en zelfs het altijd zo helende koken vond ik stom.
Aanvankelijk dacht ik dat mijn malaise te maken moest hebben met het soort zomervakantie dat we hadden. Niet erg zuidelijk, niet erg zonnig, niet erg overweldigend in natuur en zonsondergangen. Maar twee weken in het bos, een aantal dagen op het platteland en een weekend Parijs zonder een letter te tikken – hoezo was ik ontspannen noch hersteld?
Ik sprak collega Irma, die me vanuit een Zwitsers vakantieadres belde. Ze had er net een maand in Griekenland op zitten, en probeerde nu te schrijven in een zijkamertje terwijl haar vrouw en zoons speelden in de tuin.
‘Het is verschrikkelijk,’ zei ze. ‘Alsof ik van binnen leeg ben, en er nooit meer iets zal komen.’
‘Precies,’ zuchtte ik. ‘De bodem lijkt eruit.’
‘Maar dit kennen we, toch? Dit gaat voorbij. Het beste wat je nu kunt doen is werken, gewoon beginnen. Bijt je vooral niet vast in de frustratie.’ Irma komt vaak snel tot een advies, wat aandoet als een mannelijke eigenschap, al mag je dat geloof ik niet meer zeggen. Hoe dan ook vind ik het prettig, omdat ze daarna niet stopt met luisteren, wat weer heel vrouwelijk van haar is.
Omdat Nadim de laatste maanden van het schooljaar last had van een spanningshoofdpijn die volgens de huisarts bij zijn schouders begon, was ik op zoek gegaan naar een kanootje. Zo eentje waar je óp zit en niet ín, zodat hij er niet mee zou kunnen kapseizen. De betaalbare bleken uitverkocht, dus had ik er voor ons vertrek naar Frankrijk een gereserveerd bij een bedrijf in Wormer.
Deze week kreeg ik een mailtje, en toog er met de kinderen heen om de kano op te halen. Ik spande hem op het dak van onze bejaarde Skoda. Ondanks een gebrek aan spanbanden bleef hij prima zitten tijdens de rit naar huis, en even later gleed de kano de Amsterdamse gracht op. Ik zette Naad erin, tilde Ada met haar zwembandjes op de punt en keek mijn kinderen na.
De zon rolde uit over het water, Nadims bootje leek er een stukje door te worden opgetild. Binnen een paar slagen voer hij recht, behendiger dan ik hem kende, en met een glimlach keek mijn jongen achterom. Al snel waren ze uit het zicht.
Ik wist welk rondje Nadim zou varen omdat ik het met hem besproken had. Over een kwartier zouden ze van links aankomen. Ik ging zitten en strekte mijn benen op de kade. Met mijn rug tegen een voorwiel van de Skoda voelde ik een bijna vergeten rust mijn lijf in wolken. Misschien, dacht ik, voeren ze straks nóg een rondje.
Misschien zou ik vanavond een begin maken aan dat verhaal voor Extra Extra.