Vandaag werk ik in mijn eentje. Ik zoek de zwakke plekken in het stalen dek, slijp ze uit en las er nieuwe platen over. De zon is bijna even heet als de vlam van de brander. Vanuit het open raam van de stuurhut boven mijn hoofd klinkt calypso, reggaeton en soms zelfs samba. Dat betekent dat de kapitein slaapt en dat er iemand anders achter het roer zit. Jorge, waarschijnlijk. Of Rico, zijn jongere broer.
De avond dat ik je zag was ik niet in Café do Brasil voor de meisjes. Ik was gekomen voor de achterplaats vol dansende mensen, voor de slingers met gekleurde lichtjes en de rum die dik als olie in bevroren glazen glom. Ik kwam om te dansen, vergat zelfs te drinken, waardoor ik weet dat ik nuchter was toen ik je zag.
Je zat tussen de kinderen die altijd op de lage muur zaten die het plaatsje van de straat scheidt, en keek naar boven alsof er aan de hemel meer te zien was dan op de dansvloer. Als vergeten viel de dame waarmee ik danste uit mijn armen. Ik hielp haar overeind, bood haar wat te drinken aan, maar ze volgde mijn blik en spuugde op de grond. Toen ik naar je toe liep was het alsof de vloer kantelde. Alsof ik jouw kant op viel. Ik tikte op je knie en wachtte tot je blik was afgedaald.
‘Samba is voor oude mensen,’ zei je toen we dansten.
‘Je bent licht. Ik zou je kunnen optillen en meenemen waar ik ook heen ga, zonder je ooit neer te zetten.’
‘Ik zou geen schoenen meer aan hoeven?’
‘Nooit meer.’
‘Te gek,’ zei je. ‘Want deze dingen doen zeer.’
Het leer van je ballerina’s was ingeknipt om ruimte te maken, maar nog zaten ze te krap. Je zei dat je dorst had. Ik bracht je een cola en hielp je weer op het muurtje, waar je meteen je schoenen uitdeed.
‘Herken je me niet?’ zei je.
‘Je bent de dochter van Lillian.’
‘Dat is niet haar echte naam.’
Samen keken we naar de dansende mensen. Omdat ik niet goed wist wat ik moest zeggen, vroeg ik of je honger had. Even later aten we een pan schelpjes bij Ernesto’s Seafood. Nu nog kan ik die schelpen proeven, de maan boven de baai zien hangen. Ik wilde je niet laten gaan. In het ochtendlicht, op weg naar je moeders huis, zou je beseffen hoe verkeerd het was dat je met een van haar klanten gedanst en gegeten had. Dat je je door hem had laten kussen op het strand.
Het is te warm geworden om te werken. In de schaduw van de brug, mijn schoenzolen bijna smeltend op het dek, wacht ik het einde van de middag af. Niets dan water in het oosten: de kromming van de aarde staat tussen ons en Guatemala in. Morgen varen we Nicaragua voorbij.
___________________________________________________________
Dit fragment over de horeca komt uit de roman Het laatste kind, verschenen bij Van Oorschot in 2013