Arno Camenisch. De laatste. Een handjevol bergdorpelingen brengt de avond door aan de stamtafel. Roddelen. Slap ouwehoeren. Zuipen. De mens op z’n laagst, zou je zeggen. Maar Camenisch slaagt erin stront in goud te veranderen, uit duisternis licht te scheppen.
De laatste is het grappigste, minst ambivalente, meest kluchtige deel uit de Sez Ner-trilogie. Het is een boekje met personages die elkaar sterke verhalen vertellen – een uitgeschreven aflevering uit een comedy serie, meer lijkt het aanvankelijk niet. Al vallen er in de verhalen die de stamgasten elkaar vertellen meer doden dan in een Shakespeare-tragedie.
De laatste is onmiskenbaar opgezet als een situation comedy (sitcom). Camenisch biedt, via zijn personages, anekdotes, one liners, grappige voorvallen (afbrekende deurklink) en running gags als een dove die de oorhoorn alleen bij zijn hoofd houdt als hij zelf spreekt en geschuif met de bierpul van een personage dat niet drinken wil.
Het is de vorm (structuur, taal) die Camenisch’ tekst verheft tot kunst. De laatste is op een onnadrukkelijke manier virtuoos, het is bijvoorbeeld prachtig én betekenisvol hoe in één zin soms meerdere personages het woord nemen – op die manier toont Camenisch hoe een groep mensen kan veranderen in één pratend wezen.
In het vorige Sez Ner-deeltje was de mooiste woordspeling Helioktober, kindertaal voor helikopter, m.b.t. De laatste twijfel ik tussen grootmoeders ‘splagetti’, voor spaghetti, en – uit de mond van Luis uit Schlans – ‘Kanalles’, als naam voor een onuitstaanbare ‘kletsmajoor’.
Mijn favoriete Sez Ner-personage, Luis uit Schlans, die in Sez Ner 2 nog een hert van 180 kilo in de achterbak van z’n Subaru had liggen, zit ook aan de stamtafel van Helvetia. Op de linkermouw van zijn blauwe ski-jack een steenbok. Ook in De laatste doet hij weer hilarische Asterix & Obelix achtige uitspraken:
‘Als iemand ervan langs wil hebben moet hij het maar zeggen, zegt Luis, ik heb er al heel wat de oren gewassen, vroeger sloeg ik zowat elke avond iemand in elkaar.’ (DL, p.25).
en
‘Niemand moet mij ooit weer in een vliegtuig proberen te stoppen, zegt Luis, het lijkt wel of je in een potlood zit, en wanneer je van louter verveling een Rössli opsteekt, word je in het Engels uitgekafferd, zodat je hun neuzen wel moet breken.’ (Ibid;p.41).
Net als in de vorige SN-delen doen alle geweld en destructie weer vooral aan slapstick en kinderstripboeken denken.
Dat ‘vliegtuig’ als ‘potlood’ vind ik wel een verbluffend sterk beeld trouwens. Luis is de echte dichter uit de Sez Ner-trilogie.
Door het lezen van SN-3 krijgen de personages en voorvallen uit de deeltjes 2 en 3 meer context. Daardoor heb je zin om na deel 3 meteen weer in deel 1 te beginnen. En dat terwijl je De duimsprong al hebt klaargelegd.
Nu speciaal voor iedereen die vroeger ook zoveel mogelijk biefstukken en eieren at in de week nadat ie op televisie naar een uitzending van De Sterkste Man/Vrouw van de Wereld had gekeken (vrachtwagentrekken, boomstamslingeren):
‘Ja vroeger waren er in de dorpen nog supermensen, van die krachtpatsers als Chasperun, ferms sco tschlun, kracht voor vijf, zegt tante. Ja ja, die was sterk, zegt Luis, haast zo sterk als ik, geef dan nog maar een Quintin. Als het nou nog eens zou sneeuwen, zegt Silvia. We wilden een keer de maaimachine, die oude Aebi van Giachen, een maaimachine zo groot als een Tschinquetschento, Fiat 500, en zo zwaar als drie koeien, op de Unimoc laden, zegt Otto, maar buca raschieni, onmogelijk, met zijn vieren hebben we het geprobeerd en geprobeerd, ik zeg jullie, niet eens met hulp van de duivel hadden we dat monster kunnen optillen en laden. Toen kwam Chasperun vanuit het bos de straat in. Hij had zijn groene hemd aan, altijd doornat van het zweet, de bovenste hemdknopen open en de hemdsmouwen opgestroopt, hij hield zijn hoofd scheef als hij liep en zijn mond hing open. Hij bleef staan en zei, weg daar, aan de kant, dat doe ik alleen, en hij heeft de Aebi opgepakt en hupsakee op de Unimoc getild. Dat was meer een beest dan een mens, zegt Silvia.’ (DL, p.22/23).
Soundtrack: De stokers – harder, sneller*.
Tirade – formidable.
Volgende week: Tirade 450 op Festival Writers Unlimited. En meer.
Lees ook: Sez Ner I en Sez Ner II.
Alle citaten hierboven komen uit De laatste (De Weekblad Pers Groep, 2013)/Ustrinkata (2012). Vertaling: Miek Zwamborn.
Bonus: Miek Zwamborn laat weten dat in het jongste nummer van Kluger Hans een vertaald fragment uit Camenisch nieuwe boek Fred und Franz staat. Ik heb het nog niet gezien of gelezen, dat fragment, maar het is vast de moeite waard.
Noot
*Noot voor minder geoefende lezers: de tekst van de soundtrack waarnaar hierboven wordt gelinkt gaarne betrekken op (de personages uit) het boekje dat in deze blog wordt besproken. En dus niet op de persoon van uw puntgave, onberispelijke, evenwichtige, kerngezonde, beeldschone, begaafde, onwaarschijnlijk geestige, superlieve maandagse blogger. Dank.