Zowel bij Agamben als bij Badiou is het wervelgedicht uit 1923. Alleen heet het bij de een ‘Eeuw’ en bij de ander ‘Mijn eeuw’. De notoire openingsregels zijn niet alleen verschillend, maar zelfs in aantal ongelijk.
Agamben, in de vertaling van Willem Visser: ‘Eeuw van me, beest van me,/ Wie zal jou in de pupillen kunnen loeren/ En met zijn bloed/ De wervels van twee eeuwen/ Aan elkaar kunnen lijmen?’ Badiou, in de vertaling van Charles B. Timmer: ‘Mijn eeuw, mijn beest, wie is in staat/ zich met jouw blikken te vervlechten/ en met zijn bloed als preparaat/ twee eeuwen wervels saam te hechten?’ Het tussenliggende millennium is voelbaar tot in de lettergrepen!
En, wat een overvloed, er zijn nog twee Nederlandstalige gebundelde versies. Nina Targan Mouravi doet het, net als haar boek zonder datering, onder de titel ‘De eeuw’, Peter Zeeman onder de titel ‘Tijdperk’, en hij mikt op een ontstaan in 1922.
Mouravi vervolgens: ‘Eeuw, mijn beest, wie is die durfal/ Die jouw zware blik niet mijdt/ En twee eeuwen-ruggenwervels/ Met zijn eigen bloed verlijmt?’ En Zeeman: ‘Mijn tijdperk, o mijn beest, wie kan/ jou zomaar in de ogen kijken/ en met zijn bloed de wervels van / twee eeuwen aan elkander lijmen?’ Zou er ook nog verschil zijn tussen vertalingen van mannen en vrouwen?
Wie wil zeggen welke vertaling de beste is, kope een ruggengraat.