Toen ik een jaar of zes was vond ik een stervend vogeltje. In paniek rende ik naar mijn ouders.
Ik weet nog hoe mijn moeder naar mijn vader keek, hoewel ik toen niet begreep wat dat betekende. Nu wel, ze dacht: dit is een goed moment om Jesse over het leven en de dood te leren.
Mijn ouders kwamen met me mee. In mijn herinnering liepen ze ongelooflijk langzaam en bleef ik ze maar aansporen om sneller te lopen, want het vogeltje lag daar maar te creperen. Toen we bij het vogeltje aankwamen leefde hij nog. Er aasden al wel wat vliegen op hem, als gieren op een dode cowboy. Volgens mijn ouders was er niets meer aan te doen. Ik zei dat oma het toch ook had overleefd. Maar dat was anders. Vogeltjes gingen niet naar het ziekenhuis en kregen geen infuus en bloemen.
Maar denk maar zo jochie, zei mijn vader, vogeltjes worden dan weer niet dement.
We wachtten daar dus gewoon tot dat vogeltje doodging. In het kader van existentiële lering. Ik weet nog dat ik paniekerig naar de blikken van mijn ouders zocht. Mijn moeder keek me aan met een warme het-is-niet-andersglimlach. Maar mijn vader was onzekerder. Eventjes speelde hij de rol die mijn moeder voor hem had geschreven, maar toen brak hij.
Hij trok zijn T-shirt uit en vouwde het op. Samen legden we het vogeltje erop en renden we naar huis. Ik voelde het bloed door mijn oren suizen terwijl ik mijn blik op het vogeltje hield en ik zag dat mijn vader hetzelfde deed. We moesten hem warmhouden en veilig en niet alleen. Mijn moeder snelwandelde met grote ogen achter ons aan.
Die avond zat ik met mijn vader in de tuin terwijl het vogeltje zijn laatste adem uitblies. Hij stierf op het T-shirt van mijn vader, op de tong van de Rolling Stones. Mijn moeder zat binnen en keek Sex and the City. We waren stil terwijl we het vogeltje begroeven.
Mijn vader liep naar binnen. Hij kietelde mijn moeder op haar borst en toen ze omlaag keek, zwiepte hij zijn wijsvinger tegen haar neus omhoog. Ze lachte en toen keken ze samen televisie.
Een halfuur later kwam mijn vader mij ophalen. Met een takje schreef ik letters in de aarde. Hij zei: heftig hè, gozer. We liepen terug naar binnen, terwijl de veertjes dansten op zijn T-shirt.