Op zondagochtend is het opvallend druk bij het flesseninleverpunt van mijn supermarkt in Amsterdam-Noord. Terwijl ik sta te wachten lopen twee meisjes van een jaar of tien voorbij. Het zijn hartsvriendinnen, dat zie je zo. Ze hebben hun armen in elkaar gehaakt en hoewel ze slenteren lijken ze te huppelen.
Ik moet denken aan Floor, mijn buurmeisje en beste vriendin toen ik zo oud was. Samen hadden we een dierenkerkhof onder de ligusterhaag. In het weekend zochten we naar dode dieren om daar ceremonieel ter aarde te bestellen en een week later weer op te graven. Het ging ons vooral om de schoongevreten skeletjes.
“Weet je wat het enige is wat lelijk aan jou is?” zegt het linker meisje.
“Nou?” vraagt haar vriendin, totaal niet geschrokken van deze opmerking.
“Dat je jezelf lelijk vindt.”
“Hm.”
Huppelend slenteren ze verder, om de beurt een handje chips graaiend uit de zak die het rechter meisje voorhoudt. Alsof er niets is gebeurd, alsof het niets met hen te maken heeft en dit gesprek alleen voor mij werd afgedraaid.
De meisjes lopen weg richting de speeltuin, het vliegenbos of het skatepark of waar meisjes van tien tegenwoordig hun dieren begraven. Ik ben aan de beurt. Het kratje dat ik wil invoeren wordt telkens teruggeduwd. Tussen al het huismerk verschuilt zich één flesje speciaalbier waar ik me vorige week nog voor moest identificeren. Opeens voel ik me ontzettend klein.
Afgelopen maand maakte ik een filmpje waarvoor ik al mijn vrouwelijke kennissen vroeg of ze een vrouw of een meisje waren. Zodra ik de camera had uitgezet kwam ongenadig de tegenvraag: “En jij?”
Meestal antwoordde ik dat het afhangt van de situatie. Als ik voor de spiegel sta voel ik me een meisje, maar wanneer ik op zondagochtend boodschappen doe voor de rest van de week, uitgeslapen, geen spoor van een kater, en met een boodschappenlijstje op zak, dan voel ik me super verantwoordelijk en volwassen. Echt een vrouw.
Maar deze ochtend word ik op mijn plek gezet door een meisje van tien. In de tijd dat Floor en ik skeletten verzamelden was ik namelijk ook bezig met een ander experiment. Ik had ergens gelezen dat je als je maar vaak genoeg tegen jezelf zegt dat je lelijk bent, je dat vanzelf gaat geloven. Dat werkt dus.
Vorig jaar werd ik, na een intensieve groepstherapie die volgens hetzelfde principe het omgekeerde moest bewerkstelligen, ‘gelukkig’ verklaard. Maandenlang had ik elke ochtend voor de spiegel gestaan en opgedreund wat ik mooi aan mezelf vond, tot ik dat langzaam maar zeker weer ging geloven. Dat was een interessant, leerzaam proces, en achteraf wou ik dat ik er eerder aan was begonnen. Misschien hadden mijn hartsvriendin en ik iets minder dieren moeten begraven en elkaar wat vaker de waarheid moeten zeggen, onder het genot van een grote zak chips op zondagochtend voor de supermarkt.
___________________________
Maartje studeerde aan de Rietveldacademie en behaalde haar Master in Design aan het Sandberginstituut. Ze werkt als freelance schrijver en redacteur van het online tijdschrift hard//hoofd en geeft les aan de Gerrit Rietveld Academie en op ArtEZ (Arnhem). Haar dichtbundel Als je een meisje bent is recent verschenen bij uitgeverij De Harmonie.