De astronaut

Ik kuste eens een astronaut. Ik kwam hem tegen op een Braziliaans feest in het Bimhuis, maar Braziliaan was hij niet.
‘Als je onze aarde eenmaal vanuit de ruimte hebt gezien´, zei hij ´dan weet je dat we allemaal wereldburgers zijn.’ Earth dwellers, ik geloof dat hij het zo zei.

(Luistersuggestie)

Mijn mondhoek krulde zich als vanzelf omhoog toen ik hem zag. Hij stond voor het podium, waarop een bossanovaband speelde, en hij onderdrukte een soepele dansbeweging in zijn heupen. Op zijn getuite lippen leunde een zware snor. De zilveren accenten in zijn glanzende witte pak accentueerden zijn brede schouders.

Er stond een Amerikaans vlaggetje op zijn bovenarm.
‘Dus je bent geen kosmonaut?’, vroeg ik, en ik probeerde die roofdierenblik te onderdrukken, waar mannen als hij ongetwijfeld de hele dag mee lastiggevallen worden.
‘Dat hangt ervan af wie me inhuurt’, zei hij, tot mijn genoegen. Want een man zonder principes is een man naar mijn hart.
Van onder zijn opengeritste kraag kroop donker borsthaar vandaan, zag ik, toen ik zijn hand pakte en hem in een pirouette mijn kant op trok. Op de bossanovaversie van fly me to the moon zwierde ik hem over de dansvloer, terwijl de losgekoppelde zuurstofslangen van zijn pak om ons heen zwaaiden.
‘Voor iemand die de hemel bereist, lijk je vrij down to earth’, fluisterde ik in zijn oor.
‘Je moet kalm blijven in hectische situaties’, beaamde hij.

En het is inderdaad niet niks, opstijgen met zo’n raket, maakte ik op uit zijn omschrijving van zijn werk, toen we geleund tegen de bar een caipirinha dronken. Hij tuitte zijn besnorde lippen op een prettig soort bimbomanier, als hij uit het rietje dronk.
‘Als je snel in paniek raakt, ben je niet de juiste man voor deze baan’, zei hij. ‘Kijk, een shuttle is een ander verhaal. Dat is een soort bus, die rustig heen en weer rijdt. Langzaam, relaxed. Maar een raket, dat is schudden. En hij is ook kapot na één keer gebruik. Het is een hoop verspilling’, besloot hij.
‘Een hoop geld naar de maan?’, vroeg ik.
Maar daar wilde hij geen uitspraak over doen.

‘Wil je je helm voor me opzetten?’, vroeg ik. Die is hij toen uit de garderobe gaan halen. En al leverde dat vervolgens wat afstandelijkheid tussen ons op, vanachter het polymere glas schitterden zijn donkere ogen alleen maar mysterieuzer, terwijl we nu een samba dansten. En het maakte me hongeriger naar mijn prooi, dus ik stelde hem voor naar mijn huis te verplaatsen.

Ik heb geen achterop op mijn fiets. Dat is al vaker een probleem gebleken, maar deze keer in het bijzonder want het leek haast een eeuwigheid te duren, dat hij in zijn maanwagen achter me aan hobbelde over de Piet Heinkade. Ik ben een geduldig type, te geduldig vind ik soms, maar op een gegeven moment werd het zelfs mij te gortig, en ben ik toch maar doorgefietst naar huis.

Dat neem ik mezelf nog altijd kwalijk.

‘Waar was je nou opeens?’, sms’te hij even later. Verstuurd via de Hubble-telescoop, stond daaronder. Hij moest helemaal terug naar de andere kant van de stad, sms’te hij, en daarmee heb ik mijn kans op een kijkje door zijn telescoop verkeken.

Ik lees nog wel eens in de krant dat hij weer veilig is geland in Baikanoer. Dan denk ik aan zijn zwarte snor en overvalt me een galactisch soort weemoed die ik voorheen nooit had gekend.

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *