Vanochtend scheen de zon. Toen ik Ada naar de crèche en Nadim naar school gebracht had haalde ik thuis Otis de Hond op voor een rondje Westerpark. Het rennen wil niet zo de laatste tijd, en dus gaf ik er na een aantal kilometer de brui aan om verder te wandelen.
Ik liep langs Sloterdijk (het voormalige dorp) en dacht aan het boek dat ik ga schrijven; ging onder de spoorlijn door en volgde het pad terug in de richting van het centrum. Zoals altijd werd mijn oog getrokken door het opzichtershuis van begraafplaats Sint Barbara. Sinds B en ik naar huizen kijken fantaseer ik vaak over de toekomst.
Ik stelde me een zomeravond voor in de tuin van het huis naast Sint Barbara. Een barbecue met vrienden. Misschien zouden ze niets zeggen over hoe het was om naast al die zerken worst te eten. Misschien zouden ze zeggen dat het best meeviel.
De dood in je achtertuin. Ik vroeg me af of ik er zelf last van zou hebben: het besef dat je kropsla tiert op lijkvocht.
Ontkenning leek geen optie. Het zou hem meer zitten in welke draai je eraan gaf, welk verhaal je ervan maakte. Op de Assistens Kirkegård in Kopenhagen is men picknicks gaan verbieden omdat het op zomerse dagen de spuigaten uitliep. Nabestaanden werd het rouwen onmogelijk gemaakt door baklucht en housemuziek.
Ja, besloot ik, ik zou prima aan de rand van een kerkhof kunnen wonen. B, die zonder een vorm van hiernamaals is opgegroeid, zou er meer problemen mee hebben. Toen we een huis bezichtigden dat door nazaten van de bewoonster werd verkocht leek ze wat stilletjes; weer op de stoep vroeg ze in welke kamer ik dacht dat die mevrouw overleden was.
Als je om Sint Barbara heen loopt kun je aan de achterkant van het terrein zien waar men de geruimde graven laat. Ik dacht na over wat je kinderen moet vertellen over de dood. Omdat mijn vriend Gijs acht maanden voor de geboorte van Nadim overleed had mijn zoon er al heel vroeg weet van. Het leek me goed hem niets te onthouden wat hij toch wel aan zou voelen. Nu ben ik daar niet zo zeker meer van.
Gezien een kind uiteindelijk toch alles te weten komt is het misschien genadiger het een tijdje de waan van onsterfelijkheid te laten.
Terwijl ik terugliep naar huis vroeg ik me af waarom Nadims momenten van grote vreugde me altijd het meest ontroeren. Waarom ik huil als hij extatisch door hoog gras rent of zich gillend van een heuveltje laat rollen.
Er is een afstand tussen waar hij op die momenten is en waar ik me bevind. Alsof ik op een andere oever sta en besef dat er geen weg terug is.
____________________________________________
Gilles van der Loo (Breda, 1973) was redacteur van Tirade. Sinds 2010 publiceerde hij online en in diverse bladen. Hij schreef de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de roman Het laatste kind. Op 23 oktober van dit jaar verscheen zijn nieuwe en sterk autobiografische roman Het jasje van Luis Martín.