Het lijkt wel of de ‘goede week’ tegenwoordig niet meer compleet is zonder de Matthäus-Passion. Was dat pakweg tien jaar geleden ook al zo? Iedereen heeft voor de gelegenheid weer zijn mond vol van dat barokke lijdensmonument, is het niet de originele versie van Bach zelf, dan toch de hapklare The Passion van de EO, of zelf lekker kwelen bij een of andere meezinguitvoering. Iedereen kan de passie kiezen die hem/haar het beste past. Er zijn namelijk wel erg veel verschillende gedaanten van het evangelie. Onder de muzikale Matthäus-passies vinden we bijvoorbeeld die van: Jacob Obrecht (1471), vader en zoon Bach (18e eeuw), Tan Dun (1999) – om maar eens een greep te doen. Daarnaast hebben we nog andersoortige bewerkingen zoals Jesus Christ Superstar, The Passion of the Christ met Mel Gibson en Il Vangelico secondo Matteo van Pasolini (aanrader). We zouden het oorspronkelijke Bijbelboek bijna vergeten, laat staan denken aan de andere drie evangeliën.
Voordat Bach zijn Matthäus-Passion schreef componeerde hij een Johannes-Passion (BWV 245). Niet alleen verschilt het lijdensverhaal volgens Johannes van de versie van Mattheus, maar ook Bachs verklanking is anders. Zonder meteen een link te leggen met de persoonlijke religieuze beleving van de componist is het onderscheid als volgt: in de Johannes is Jezus een christus triumphans, in de de Matthäus een christus patiens. In de eerste passie komt hij naar voren als de messias die de dood overwonnen heeft, in de later als degene die heeft geleden en is gestorven voor de zonden in de wereld. Dezelfde ontwikkeling is zichtbaar bij afbeeldingen van de kruisiging. Het vroege christendom, tot aan de Renaissance, laat uitsluitend de triomferende, heersende Christus zien; die verdwijnt later ten faveure van de gestorven Christus, hangend aan de dwarsbalk, die tot op heden alom vertegenwoordig is.
Het begin van de Johannes is het beste voorbeeld van hoe Jezus door Bach wordt neergezet. Het oratorium opent met een relatief heel kort voorspel, waarna het koor onmiddellijk inzet met de ondubbelzinnige tekst: ‘Herr, unser Herrscher, dessen Ruhm / in allen Landen herrlich ist!’ Christus Koning dus. De teneur van de rest van het stuk is hetzelfde, dus anders dan in de Matthäus zien we veel minder innerlijke twijfel, minder psychologische verdieping, minder tweestrijd. Minder lange taaie stukken dan in de Matthäus en een in omvang veel bescheidener koor en orkest. Misschien is het ook een geschiktere versie voor niet-religieuzen zoals ikzelf, want Jezus komt vooral als leider uit de bus die beschikt over kwaliteiten die niet per se religieus zijn. We zien en horen hem als een man, een fysieke figuur en de muziek daarbij is soms bijna gewelddadig.
Kortom, wie zo langzamerhand moe is van de Matthäus, wie de aftreksels daarvan niet meer kan uitstaan: luister eens de Johannes. Het is jammer voor alle liefhebbers van aria-knallers zoals ‘Erbarme dich’, maar misschien wordt het tijd voor een ommezwaai van de lijdende naar de triomferende Christus. Een bijkomend en niet onbelangrijk voordeel is dat we dan ook de vaart erin kunnen houden: de Johannes duurt namelijk nog geen twee uur.
Marko van der Wal (1989) is opgeleid als classicus, redacteur van Tirade en werkt bij Uitgeverij Van Oorschot. Sinds twee jaar blogt hij wekelijks voor tirade.nu. Hij ziet er overigens anders uit dan hij eruitziet.