Je hóórt de treinen bijna van de pagina rijden in Zola’s Het Beest in de Mens. Als er één spoorwegroman is, dan toch deze, met een wat verouderde, ‘wetenschappelijke’ plot over criminaliteit, maar vol beschrijvingen van treinen in 1870 die stomen, sissen en denderen alsof je zelf in de sneeuw kolen staat te scheppen op de locomotief van Parijs naar Le Havre.
Ik kwam het boek een maand terug tegen omdat ik – banaal genoeg – op Google op zoek was naar romans over treinen en ik deze zag staan op een lijstje. Het was me als treinfanaat opgevallen hoe weinig de spoorwegen eigenlijk in de literatuur lijken voor te komen – althans, als méér dan een vervoermiddel. Ook de lijstjes leverden maar weinig inspiratie op. Behalve Zola dus, die gelijk maar besloot flink werk van het thema te maken en 300 pagina’s aan spoorwegnotities naliet.
Het is een feest om te lezen hoe de machinisten in de vroege pioniersjaren van de spoorwegen als helden weer en wind trotseren, en een ‘ménage-à-trois’ vormen met hun (vrouwelijke) locomotief en hun stoker. Tegen het einde van het boek volgt er zelfs een dramatische locomotief-sterfscène, die er bij de machinist (en de lezer) flink inhakt.
Ik probeerde in mijn geheugen nog eens te kijken hoe treinen in andere boeken voorkwamen. Dat bleek erg leuk, omdat je snel bepaalde overeenkomsten gaat zien. Tips zijn welkom (ik moet me nog wagen aan Dokter Zjivago), maar dit zijn mijn twee voorlopige conclusies van een totaal willekeurig onderzoek:
1. De trein als aankomst in een verhaalNiets is fijner dan een boek of een hoofdstuk op een rustig tempo over het spoor binnenwiegen, soms wel vijftig pagina’s lang, zoals in Laszlo Krasnahorkai’s De Melancholie van het Verzet. Hetzelfde gebeurt bij Ismail Kadare (Twilight of the Eastern Gods) en Tom Hofland (Lyssa). Vasili Grossman opent Leven en Lot met een ijzingwekkende scène vanuit de cabine van een trein die een concentratiekamp binnenrijdt.
2. Een niet te stoppen, beangstigende kracht
Het meest onverwacht vond ik hoe vaak men aan boord bijna stikt van claustrofobie en misselijkheid. Zowel bij Krasnahorkai als Zola willen personages op een zeker moment zo snel mogelijk uitstappen omdat ze dreigen door te draaien van het gehobbel. In De Pop van Bolesław Prus verlaat de actie 900 pagina’s lang Warschau nauwelijks, en wanneer dat wel gebeurt is het geen succes:
Hij was gedwongen toe te geven dat er iets ergers was dan verraad, desillusie en vernedering.
Geen bemoedigende beelden voor treinliefhebbers. Die kunnen zich wel troosten met het idee dat de trein vandaag de dag doorgaans in een veel beter aanzien staat. De moordende kracht van de spoorwegen lijkt juist eerder te worden onderschat, blijkens de constante campagnes van ProRail om vooral jongeren ervan te doordringen dat ze niet langs het spoor moeten lopen. Een paar pagina’s Zola zou genoeg moeten zijn om het af te leren.