De zon heeft maar net het land verlaten of Sinterklaas is alweer in aantocht, getuige de enorme hoeveelheden strooigoed in de winkels. Ook de scheurkalenders voor 2014 zijn al uitgestald. Toen ik de nieuwe Poëziekalender even vast mocht houden moest ik aan mijn moeder denken. Zij is een zeer trouwe poëziescheurder met de gezonde neiging om reeds afgescheurde blaadjes met mooie gedichten te bewaren. Volgens mij heeft ze er een apart mapje voor.
De poëtische smaak van mijn moeder is fantastisch, want erg vergelijkbaar met de mijne. Ze houdt niet van Judith Herzberg en Mark Boog, wel van Pierre Kemp, Jan van Nijlen en Afrikaanse poëzie. En van de klinkende verzen van Jan Hanlo.
Ik herinner me van thuis een boekje van Hanlo waar onder andere De Mus in stond (‘Tjielp tjielp –’). Ik was meteen gewonnen voor die waanzinnige dichtstijl. Onlangs las ik een essay (van Wiel Kusters?) over de doordachte structuur van De Mus en waarom er eigenlijk geen ‘tjilp’ staat. Ik werd weer eens met mijn neus op Hanlo’s volstrekt dwarse inventiviteit gedrukt. Het zijn geen woorden op papier, het is de mus. Mijn moeder is vogelliefhebber, zij zal dat alleen maar kunnen beamen.
Een van mijn recente Hanlo-ontdekkingen deed ik in de Poëziekalender van dit jaar. Het komt zelden voor dat ik een afgescheurd blaadje bewaar, maar als ik dat doe leer ik het gedicht ook meteen uit het hoofd. Op 12 januari las ik:
Je bent
zoals de lauwe nacht
zoals de wollen vacht
van schapen
zoals van wimpers ongedacht
een groet mij wel eens tegenlacht
De volgende dag belde ik mijn moeder en vroeg: ‘De Poëziekalender nog gezien gisteren?’
‘Natuurlijk. Zoals de lauwe nacht…’
‘Ja ja.’
‘Zo blank als is er geen / als rijst als elpenbeen / als maanlicht / als zilver dat men krijgt ter leen / en af moet geven schier meteen…’
‘Een veulen in de wei / dat lui ligt op zijn zij / te slapen / een oud paard is niet dikwijls blij / maar voor de veulens is het mei.’
‘Heb je het voor je neus of zo?’
‘Neuh…’
(Deze is voor Martijn: Tirade – je moeder!)