Deze week ploeter ik verder aan het oorlogsverleden van mijn familie. Van alle informatie die ik over deze tijd tot me heb genomen, blijft mijn overgrootvader dokter Hans Feldheim het grootste mysterie. Voor ik aan dit onderzoek begon, was alles wat ik over hem wist afkomstig van mijn oma, die vreselijk dol op haar vader was. Die hem beschreef als een liefhebbende, warme vader, uitzonderlijk wijs, de man die haar in de vreselijke oorlogsjaren via zijn lieve brieven moed inblies.
Eind vorig jaar las ik deze brieven. Daaruit kwam een snoeihard man naar voren. Bitter, weinig empathisch. Bij vlagen zo expliciet in zijn minachting voor zijn dochter, dat het nog lastig was die als goedbedoelde strengheid te interpreteren. Dat verraste me, al was ik er, moet ik toegeven, voor gewaarschuwd.
Vorige zomer bezocht ik professor Meyer die een dissertatie schreef over joodse artsen in WOII, en die een hoofdstuk besteedde aan mijn overgrootvader Hans, arts in Keulen. Ze ontving me met een gulle glimlach in haar kantoor in de universiteit van Hamburg. ‘Uw overgrootvader was een bijzonder dapper man’, zei ze. ‘Maar ook een opvliegerige draak.’ Toen ik haar vroeg waarom ze dacht dat Hans nooit heeft geprobeerd een onderduikadres te vinden, zei ze dat hij daar simpelweg te bourgeois voor was. Hij was er de man niet naar om te overleven in de ruïnes van gebombardeerde wijken, zoals andere Keulse joden aan het eind van de oorlog hebben gedaan. ‘Hij was te ongeduldig.’ Ze bleef lang met haar hoofd knikken bij het woord ongeduldig. ‘Erg weinig geduld.’
Ik schrok op dat moment van de best expliciete negatieve typering van mijn overgrootvader, over wie ik tot dan toe niets dan goeds had gehoord. Ik begreep niet waarom je zoiets over iemand zou zeggen, als je hem bovendien dapper vond. Ik besloot dat ik mevrouw Meyer hard vond in haar oordeel over Hans. Maar toen ik daarna een bezoek bracht aan mevrouw Becker, onderzoeker van het NS* Dokumentationszentrum in Keulen, die een boek schreef over het Judische Krankenhaus waar mijn overgrootvader werkte, deed die daar nog een schepje bovenop. ‘Uw overgrootvader was een koude, nare man’, zei mevrouw Becker, toen ik haar bezocht in haar stoffige kantoor, dat van onder tot boven was volgestapeld met bizarre artefacten uit de oorlog, zoals het Hitlerjugend gezelschapsspel Kampf und Sieg, ein neues Kriegsspiel.
Deze week waagde ik een eerste poging de geschiedenis tot een verhaal te construeren. Maar ik werd overvallen door aarzeling, vooral waar ik iets over Hans probeerde te schrijven. Ik voel een bepaalde loyaliteit aan het beeld dat mijn oma van haar vader schepte, maar begin te vermoeden dat zij hem wat heeft geïdealiseerd, wellicht onder het mom van over-de-doden-niets-dan-goeds. En opeens herinnerde ik me dat er wellicht nog iemand in leven is die hem persoonlijk heeft gekend.
Ruim tien jaar terug meldde zich namelijk bij mevrouw Becker ene Gunter, die vroeg naar het graf van dokter Hans Feldheim. Hans had een verhouding gehad met zijn moeder, Alice. Hans en Alice waren zelfs clandestien getrouwd tijdens de oorlog. In 1944, in een kelder die voor dat doel als synagoge dienst had gedaan.
Technisch gezien kreeg mijn oma er op dat moment een stiefbroer bij. Ze leefde toen nog, en het deed haar zichtbaar goed te weten dat haar vader -weduwnaar- in de oorlog een nieuwe liefde had ontmoet, dat hij wellicht een beetje geluk had gekend in zijn laatste, donkere dagen. En oma heeft deze Gunter een keer opgezocht in Londen, al leidde dat niet tot een vriendschap. Sterker nog, ze heeft over dit bezoek nooit een woord gerept.
Vandaag mailde ik de man, vurig hopend dat hij nog leefde, met de vraag of hij me over deze tijd, en met name over Hans, zou willen vertellen. Hij mailde binnen een half uur terug. Beste Anne-Marieke, natuurlijk wil ik je helpen. We zijn praktisch familie. Ik woon inmiddels weer in Duitsland. Kom langs in mei, als het klimaat wat zachter is. Want dat is beter voor mijn humeur. Over je overgrootvader, ik wil je dolgraag over hem vertellen, maar ik moet je waarschuwen, I hated him with venom.
*NS verwijst in Duitsland ondubbelzinnig naar Nationalsozialismus