Dames en heren van harte welkom, fijn dat u ertoe besloten heeft uw geringe capaciteiten maximaal te benutten. Omdat u ervan overtuigd bent dat niemand meer wat leest en in tekst er dus niets meer echt toe doet, doet u er verstandig aan voor eigen gewin zoveel mogelijk flauwekul op te bakken tot iets waar eigenlijk niemand nog wat mee kan. Afijn. Laten we de wegen van onze grote name-drop kampioen Joost Zwagerman eens medebewandelen.
-We beginnen eens met de titel: ‘De stilte van licht’, een aardige synesthesie, in wezen heb je in de titel je logische achtervolgers al afgeschud. Je kunt nu veilig alles beweren want je hebt beweerd de weg van de poëzie te volgen. De rest van de titel maakt dat nog duidelijker. ‘Leven én werk in poëzie’. Dat je vervolgens nergens duidelijk maakt dat er leven van Rothko zou zijn besproken in poëzie, dat maakt natuurlijk niet uit. Knap gedaan van Zwagerman, in de titel is ie iedereen al kwijt!
-We gaan bovendien eerst eens een stofwolk van namen optrekken in de eerste bladzij. Let op: dit is niet alleen name dropping, maar ook efficiënt het zelf moeten nadenken tot een minimum beperken, we laten een waaier van materiaal zien waaruit we vrijelijk gaan citeren. Bent u er nog? We leggen dus een dikke humuslaag van andermans gedachten waar het iele plantje van onze eigen redenering eigenlijk niet echt meer opvalt. Een grondverf van andermans denk- en dichtwerk.
-En dan laat je ook weer – even opletten – het vers zichzelf verklaren. U zegt? Ja, het vers zichzelf laten verklaren! Kijk dat gaat zo: “‘De blauwe gitaar’ uit Stevens’ gedicht vormde ‘de dingen zoals ze zijn’ voorgoed om tot iets ‘anders’. Dus dit is poëzie poëzie laten verklaren, zoals het hele essay eigenlijk tracht poëzie beeldende kunst te laten verklaren! Chapeau! Dan meld je natuurlijk wel een paar keer dat dat eigenlijk niet kan, maar dan ben je inmiddels wel een handvol pagina’s geleuter verder.
-Let op klas, wat ook leuk is, is het volgende: je stelt een vraag, en beantwoordt die: niet: “Maar hoe schrijf je een gedicht over een abstract schilderij – en wat schrijf je in zo’n gedicht? Hoe verwijs je in woorden naar een beeld dat zelf naar niets en niemand uit de werkelijkheid verwijst, maar zelf louter werkelijkheid wil zijn? En, toegespitst op een van de grootmeesters van het Amerikaans abstract expressionisme, Mark Rothko: hoe smeed je Rothko’s meditatieve doeken uit zijn latere periode, de doeken vanaf eind jaren 50 waarop hij zich toelegde op zachte, fréle en ijl uitwolkende kleurvlakken, hoe smeed je zo’n werk van Rothko om tot poëzie?’
Ja hoe?
-Ha! De lezer zal vergeefs zoeken naar een antwoord in 7 pagina’s gekmakend gebazel van Zwagerman in de catalogus bij de Rothkotentonstelling in het Gemeentemuseum. Wat een kunstenaar! Lees hem goed, dan weet hoe je dat moet doen. Let er op dat je in je lulstuk het irritatieniveau goed hoog houdt. Hoe meer mensen snel afhaken, hoe geringer de kans dat iemand er iets zinnigs over probeert te zeggen. Dus veel van dit soort zinnen toevoegen: ‘De ingekeerde schreeuw zindert van stilte en onhoorbaarheid, het is de schreeuw die de ik-figuur in ‘The Rothko Chapel Poem’ geleidt naar het ‘moving away’ en de ‘movement of transparency.’ Alle betrokkenen bij het maken van zo’n catalogus zijn – denken we dan – allang afgehaakt, je kunt veilig door je eigen semi-intelligentie roeren zonder dat er een spat over de rand vliegt, murwgebeukt is elke lezer reeds.
-Ferme taal gebruiken op zijn tijd, dat leidt ook wat af van de zinledigheid: ‘Vandaar dat Rothko de lichtbronnen in zijn werk afschermde tegen al te oppervlakkige kijkers die dit frêle licht weleens zouden kunnen kannibaliseren en daarmee zouden beroven van de oninwisselbare intimiteit.’
-Het stijlfiguur van de kleren-van-de-keizer. Had u hem zelf gezien? Suggereer dat je domheid, ‘oppervlakkigheid’ wordt bewezen door het niet begrijpen van wat je ziet. Verschuil je achter poeha en gewichtigdoenerij.
-Niet vergeten: het zelfcitaat. Het enige citaat dat toch al niet hoeft te kloppen want wie controleert het, en daarbij: een autoriteitsargument: ik heb er verstand van, want ik had er al verstand van: “‘Zwart geeft licht’ concludeerde ik ooit in een artikel over Rothko’s Seagram Murals.”
-Blijf wendbaar in je onzin, belicht onzin altijd vanuit twee kanten: ‘Midden in het licht in het donker verkeren – het gaat op voor veel van Rothko’s werk. Maar ook het omgekeerde: midden in de duisternis het licht ervaren.’
-Haak op cruciale breekmomenten aan bij een semireligieus gevoel, iets van devotie, de lezer durft dan de kerk niet te verlaten: ‘We worden meegenomen, opgetild, opgenomen in en meegevoerd naar het licht dat schuilt achter het duister van de laatste werken van Rothko. Mark Rothko’s werken ontsluieren ‘verscholen’ licht, totdat wijzelf in die lichtsfeer zijn aanbeland.’ Opletten: op de juiste momenten cursief gebruiken om extra lading te suggereren, en aanhalingstekens om een onduidelijk woord te camoufleren en te accentueren tegelijk!
-Suggereer op elk misplaatst moment je voorsprong op de lezer, vooral als dat niet nodig is. Dus niet: A ontmoette B een keer’ nee: “Zoals is na te lezen in de vele Warhol-biografieën, en in de Rothko-biografie uit 1993 door James Breslin, ontmoetten Warhol en Rothko elkaar eenmaal.’
-Tenslotte: stapel. Vlek op vlek, onzin op onzin, vaag op vaag. Houd iemand een spiegel voor en zeg ‘rechts’: ‘’Movement of transparency, noemt Taggart op weer een andere plaats in The Rothko Chapel Poem, die inwaartse zelfverdwijning , want Rothko’s reeks in de kapel stelt de toeschouwer in staat zich te verliezen in een niets dat niet neerdrukkend of angstaanjagend is. Integendeel, het Niets bij Rothko drukt geen horror vacui uit maar veeleer de verlossing van een geheiligde zelfverdwijning in het Verborgene.’
Kijk, doe hem dat maar eens na! Veel succes klas: op Gods wegen van de prulbeschouwing. Succes in de praatpanels, de voorwoorden en de anthologieën, bewandel uw wegen in de catalogi waar tekst verpakkingsmateriaal van het beeld is, leuter uzelf een weg naar de onvermijdelijkheid.