Het is januari 1914, Anna Achmatova schrijft haar gedicht
Voor Alexander Blok
Ik bezocht een keer de dichter.
Klokslag twaalf. Op zondagmiddag.
Stil is ’t in de ruime kamer,
Buiten vriest het dat het kraakt,
En de zon, frambozenkleurig,
Boven vlokkig grijze nevel…
En hoe helder kijkt de gastheer,
Zwijgzaam als hij is, mij aan!
Met die ogen die geen mens ooit
Kan vergeten. ’t Ware beter
Om er zelfs niet in te kijken
Voor een waakzaam mens als ik.
Maar ik weet nog wat we zeiden
Op die rokerige middag
In die hoge, grijze woning
Bij de poort van de Neva.
Anna Achmatova (Vertaling Margriet Berg en Marja Wiebes)
Het zwarte vlak hing in een hoek van de zaal waar traditioneel altijd het icoon hing…In het Stedelijk museum is een grote overzichtstentoonstelling van Kasimir Malevich (1879-1935). In 1914, het jaar van het gedicht hierboven heeft Malevich een tentoonstelling in Parijs en kort daarna begint een nieuwe fase in zijn werk. Hij is een goede tekenaar en heeft heel wat Franse populaire ‘scholen’ geïncorporeerd voordat hij besluit dat de ultieme abstractie zijn nieuwe doel is. ‘Suprematisme’ doopt hij dit streven, en een zwart vierkant is het iconische keerpunt in zijn oeuvre en in zeker mate in de moderne kunst.
Het wonderlijke van dit gedicht van Achmatova is een extreme vorm van wat in elk gedicht gebeurt: de nadruk op wat er niet gezegd wordt. Een scène waarin twee dichters samenzijn staat of valt toch met wat men bespreekt. Maar de lezer hoort over de zon die frambozenrood is, de ogen van de dichter, die geen mens ooit kan vergeten, dat de middag rokerig is, maar de lezer verneemt niets over wat er gezegd wordt. En dat is het intrigerendste deel van het gedicht. Wat is er gezegd? Waarover spraken Achmatova en Blok?
Malevich abstraheert in het navolgend decennium, zijn verzamelingen ‘vormen’ worden wereldberoemd. Hij geeft les in Duitsland over de nieuwe schilderkunst. Dan, rond 1927 besluiten de communisten dat abstractie bourgeois is. Als veel kunstenaars en schrijvers moet Malevich zich aanpassen aan de wensen van de paranoïde overheerser. Hij gaat weer boeren en boerinnen schilderen en deze bijvoorbeeld, bekend als omslag van een uitgave van Babel’s De Rode Ruiterij.
Malevich zal gezwegen hebben, maar hij spreekt in wat we zien. Op ‘De Rode ruiterij’ is een sliertje soldaatjes aangebracht die de naam rechtvaardigen, waardoor de communisten het prachtig gevonden zullen hebben, maar Malevich spreekt tot de kijker in het landschap, dat hem alle ruimte tot abstractie geeft.
De boerin hieronder, deze boeren en deze houtbewerker zijn ongetwijfeld bezig met het volbrengen van een 5-jarenplan, ‘maar ik weet wat nog wat we zeiden’ schildert Malevich in de vlakken en de kleuren.
Wat een soevereiniteit dat dichters en schilders datgene wat ze belet wordt te melden luid en duidelijk de eeuwigheid in krijgen, terwijl de contemporaine censors voorgoed de mond gesnoerd is.
Een verontrustend bijeffect is wel dat in onderdrukking zulk goed werk tot stand gebracht lijkt te kunnen worden. De oekaze jegens Malevich heeft hem beslist tot zijn beste werk gebracht.