In tegenstelling tot mijn collega’s Martijn, Lieke en Simone ben ik geen filosofisch onderlegd mens. Wel las ik veel te vroeg veel Nietszche en Plato (maar dat was meer te danken aan hun goede stijl en aan mijn ongeremde en onbepaalde leeshonger.) Het heeft helaas geen vermogen tot erg kritisch denken in mij teweeggebracht. Grote vragen gaan vaak langs me heen, ik snap ze ook niet en ik ben er iets te eenvoudig voor. Of moet ik zeggen dat ik leef in de zegen van de zorgeloosheid? De ‘Wereld in de zunne’, zal ik maar zeggen: ‘lekker alles goed’.
Wel realiseer ik me dat veel niet te kennen is. (Ik kom nu in de buurt van een filosofisch jargon) en daar maak ik me soms ook zorgen om. Ik maak mij zorgen om de maar schijnbaar éen op éen relatie van wat Google meent dat bestaat, en wat werkelijk bestaat. Of preciezer: de angst dat mensen denken dat Google alles ziet en kent. Google plaatst een filter over wat we kunnen kennen, en daar kan ik wakker van liggen en dat deed ik vannacht ook inderdaad.
Het probleem ligt dieper. Ik was een paar weken terug in het depot van het Tropenmuseum: een fascinerende omgeving. In een eerder leven was ik eens in het depot van de Bibliothèque nationale de France in Parijs Een depot is de vaak ondergrondse afdeling van musea of bibliotheken waar bewaard wordt wat niet getoond kan worden. En in die zin is het depot het negatief van de ogenschijnlijk kenbare wereld. Voor wie daar gevoelig voor is is het depot met zijn rekken en in beschermende constructies opgeslagen spullen een prachtig verhaal, het verboden verhaal eigenlijk. In het geval van het Tropenmuseum hangt dat slechts gedeeltelijk kunnen tonen niet alleen samen met zakelijke aspecten als hoeveelheid expositieruimte, de hoeveelheid beschikbare mensuren en de staat van het materiaal, maar ook met wat het museum wil vertellen. Een museum heeft een verhaal, zag ik ook in het Rijksmuseum onlangs, en in dat laatste geval nu een tikkeltje een simplistisch verhaal (als we ons naast alle loftrompetten een klein zuur nootje mogen veroorloven: de tekstjes naast de werken zijn wat infantiliserend).
Het Tropenmuseum ontstond uit het Koloniaal museum en werd van materiaal voorzien door onder meer verzamelaars uit de 19e eeuw. Deze mensen die zich vooral in ons wingewest Nederlands-Indië ophielden hadden zo hun eigen beperkingen in kijken, zoeken, de werkelijkheid waarnemen. Hoewel de Islam er ook toen al een enorme factor was, zag de koloniaal vooral Hindoeïsme en boeddhistische cultuuraspecten op bijvoorbeeld Java. De Islam werd bijkans genegeerd. Het Koloniaal museum van Nederland, dat werkelijk eeuwen in de gelegenheid was artefacten van Islamitische kunst te vergaren, deed dat niet of nauwelijks. In het depot bevinden zich wel honderden huizen op schaal van bevolkingsgroepen per eiland. In Indië vervaardigd, maar dienstig om de Nederlandse zendeling kennis te laten maken met zijn toekomstige omgeving.
Het tonen van die huizen past nu veel minder in het ‘museale verhaal’. Het verzamelen van Islamitische kunst heeft vroeger veel minder in de collectievorming een rol gespeeld dan nu wenselijk zou zijn. Het zogenaamde museale verhaal is een verhaal dat je eigenlijk alleen kunt lezen met heel veel voetnoten. Ik heb behoefte aan het waarom achter collecties en keuzes. Steeds dieper in de Franse bibliotheek bevinden zich boeken die nooit opgevraagd worden, ook een bibliotheekdepot is een negatief. Dat wat we niet lezen.
Ik wil graag diep in de kelders van de BNdF zijn, volgaarne in het depot, omdat het depot bijna als negatief van het museum een heel sterk verhaal vertelt. Je moet er zelf het nodige bij denken, maar denken kan geen kwaad, al wordt het in musea wel eens ontmoedigd. Ik pleit voor museale transparantie: dat een museum vooraf helder en ronduit zijn beperkingen meldt. Het liefst benader ik musea vanuit hun depots. Ik vrees de tijd waarin mijn bril een Googlebril is, die me toont wat ik hoop te vinden. Ik wil graag vinden wat ik niet zoek en niet begeerde te weten.