Drie

Twee jaar geleden kwam ik met B en de kinderen terug van Parijs en haalde Otis de Hond op bij mijn ouders in Hilversum, waar hij een weekje gelogeerd had. Het ging niet goed met de ademhaling van mijn vader. Hij had te weinig lucht om zinnen af te maken, opstaan kostte moeite. Toch kwam hij naar het raam om ons uit te zwaaien toen we een uurtje later wegreden.

Afgelopen weekend reden we ook terug na een paar dagen Parijs. We hoefden geen hond op te halen want Otis is dood. Het huis in Hilversum heb ik verkocht, want mijn vader is dood, mijn moeder overleed eind mei.

De drie waartoe ik mijn hele leven heb behoord bestaat niet meer – krijt op een schoolbord, de wisser erover, een witte veeg op een zwarte ondergrond. Ik heb best lang niet geschreven, hier op Tirade. Het lukte me niet meer om uit elke week iets moois te plukken en dat online te zetten. Mantelzorg, zaken afwikkelen, het eind van zoveel dingen.

Voor deze blogs kreeg ik nooit betaald, ik ben ze blijven maken sinds ik in de redactie van Tirade zat omdat het me iets bracht – elke week koos ik een gebeurtenis die me geraakt had, vergrootte die uit en polijstte hem tot hij glom.

Omdat ik een slecht geheugen heb, raakte het donker dat er al die tijd ook was vergeten. Ik pleegde geschiedsvervalsing op mijn eigen leven door het mooie uit te lichten, te behouden in 469 blogs. Ik loog nooit echt, maar gaf het goede simpelweg een zetje. Vandaag is nummer 470.

Wie in de put zit beziet het geluk dat hij daarvoor ervaren heeft als een lichtpuntje op een zee van drek. Wie gelukkig is kan zich de put wel herinneren, maar vraagt zich af hoe diep die nou helemaal kan zijn geweest.

Opklimmen moet je altijd zelf doen. Voor mij begint het met de dingen die ik mezelf vertel, met het verhaal dat ik van dit alles besluit te maken, dat bij de eerste woorden vaak nog leugenachtig voelt, voorgewend. Ik zet een stap waarin ik niet geloof, maar moet toegeven dat de volgende stap al makkelijker gaat.

Omdat we in de meivakantie naar Marokko willen, vroeg ik aan Nadim (13) wat hij zich nog van dat land herinnert. We waren er in 2016, zijn zusje Ada was toen drie maanden oud.

‘Ik weet nog dat het in de ochtend heel koud was en dat jij dan een vuurtje maakte,’ zei hij. ‘Ik weet nog dat er een mooie binnenplaats was en een tuin met een muur eromheen. Ik weet nog dat het de eerste keer was dat Ada hardop lachte.’

Toen Nadim me dit vertelde schrok ik. Ik schaamde me omdat ik me niet kon herinneren haar lach op die vakantie voor het eerst te hebben gehoord. Onze dochter buldert altijd, een lach die uit de grond onder haar voeten lijkt te komen – ze staat erom bekend.

Dit is nou precies, dacht ik, waarom ik dat blog weer moet gaan schrijven. Ik moet me ertoe zetten over mijn leven te schrijven zoals ieder ander eraan moet denken foto’s van belangrijke momenten te maken. Als ik de dingen niet beschrijf dan raken ze zo makkelijk verloren. Van het ene zetje komt dan vast het andere.

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.