De zomer van 1993 en een nacht zo warm als deze. Op mijn zolder op het Duivelseiland klapte ik mijn vaders oude Toshiba open en wachtte tot de serie rammelende geluiden was afgelopen, tot het oranje scherm aan sprong.
Johnny Hartman zong: If I should paint a picture to you, that showed the loveliness of you, my art would be, like my heart and me, dedicated to you.
Ik opende het enige bestand en wachtte tot de bladzijden die ik al geschreven had geladen waren. Het duurde zo lang als het opsteken van een Bastos, het aftikken van de eerste as.
Het verhaal waaraan ik werkte was hoogdravend en zou niet veel later bezwijken onder zijn eigen gewicht, maar die woorden, man. Het belang ervan. Hier was ik, alleen in een donkere kamer met de ramen open en de Amsterdamse nacht.
Er waren zoveel levens om in op te gaan, in rond te dwalen. Ik schreef voor het gevoel dat de handeling me gaf. Aan een toekomst als schrijver durfde ik niet te denken. Er was alleen het warmoranje licht en het klikken van de zware toetsen. Ik had moeten begrijpen dat dit was wat ik in mijn leven wilde. Het enige wat echt bij me paste.
Lieve jonge Gil, je zult nooit spijt krijgen van je tijd in de horeca, het werk, de vrienden, de nachten. Zoals B (met wie je vandaag zeven jaar getrouwd bent) vaak zegt: Alles komt goed.
Je bent nu bezig met een vierde boek. Het schrijverschap lijkt meer op een echte baan dan je zou denken. Je werkt in de ochtend, hebt een vast ritme, deadlines en afspraken. Het is niet wat je stiekem hoopt dat het zal zijn.
Iemand vertelde me laatst dat de kleuren van Word instelbaar zijn. Meteen probeerde ik het scherm van je T3200 na te bootsen. Toen ik de kleuren eindelijk goed had was het allemaal te fris, te helder. Ik miste Hartman en vond de plaat op Spotify, maar het geluid bleek te perfect.
Of eerder: wie jij was en hoe je schreef bestaan niet meer.
Je verhaal speelde zich af in Amsterdam, waar alles nog kon gebeuren. Je had de overmoed te voelen dat je trefzeker was. In Het jasje van Luis Martín zal je jaren later schrijven: “De zinnen komen alsof ze aangeboren zijn; in aanleg altijd al aanwezig waren. Een amfibie is hij, dat ontdekt dat het kan ademhalen onder water.”
Zo was het, man. Zo was het precies. Jonge Gil, je had het moeten weten.
_________________________________
Gilles van der Loo (Breda, 1973) was redacteur van Tirade. Sinds 2010 publiceerde hij online en in diverse bladen. Hij schreef de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de roman Het laatste kind. Op 23 oktober van dit jaar verscheen zijn nieuwe en sterk autobiografische roman Het jasje van Luis Martín.