‘Het was in mijn tijd in Bhutan…’ Wie veel gereisd heeft kan veel verhalen. Zo’n zin zou van een echte reisschrijver kunnen zijn, als Ryszard Kapuściński, hoewel hij voornamelijk erg opwindende landen bezocht. In George Orwell’s Burmese Days zou je zo’n zin kunnen aantreffen. Misschien begint het boek wel zo: ‘Het was in mijn dagen in Birma.’
Toch kan ook ik – mediocre reiziger – dit blog hiermee beginnen, omdat die tijd er ooit was, mijn Bhutanese tijd. Wel was ‘ie kort, 7 dagen om precies te zijn. Maar voldoende om een levenslange lezer van de Keunsel te zijn. De Kuensel is een Engelstalige krant op het internet over het reilen en zeilen van dit klein Boeddhistisch koninkrijk in de Himalaya. Ik lees niet het suffertje van Wageningen, maar wel het suffertje van Bhutan, een land waarin ‘in mijn tijd’ geen stoplichten waren. Je vloog erheen vanuit Delhi. Het vliegtuigje – model cityhopper – dook op zeker moment de bergen in en vloog spectaculair een minuut of twintig door dalen heen, de enige manier om goed te kunnen landen.
Op de Kuensel website lees ik in een stuk over World Water Day 2013 dit: ‘Druk Yul or Land of the Thunder Dragon that beacons rain points out the significance of water in Bhutanese religious beliefs, traditions, rituals and folklore, including the ritual of offering water in seven bowls at the altar in every Bhutanese home, the turning of prayer wheels and leading a life in great harmony with nature, thus bringing peace and joy. Water is an integral element of the Buddhist landscape, natural, spiritual, economic, social and cultural and is Gross National Happiness. Yet, it is often poorly managed and under severe pressure.’
We lezen een fragment staatspropaganda dat de Prins van Oranje, binnenkort onze koning, het water in de mond zou doen lopen. In Nederland wordt geen propaganda bedreven aangaande het Bruto Nationaal Geluk, een vondst waar Bhutan bekend mee werd, maar wordt de aanstaande kroning van Prins Willem van Oranje opgeleukt met een campagne van buitenissige stompzinnigheid rond het ‘Kroningslied’. Op DWDD mocht opperpaljas André Rieu, zonder een keer goed in de reden gevallen te worden een hoempapa-betoogje afsteken, elke Nederlander mag een paar regels toevoegen over zijn ‘droom’.
Het Republikeins Genootschap is in een week twee keer zo omvangrijk geworden, en ik voel ook aandrang. De dommigheid, zonder repliek wordt me teveel. Het kroningslied – verwacht rijmdrang als Onze koning Willem Alexander / zal ons regeren als geen ander – brengt het bestaan van wel scherpe goedgerichte teksten in herinnering, zoals poëzie, literatuur in het algemeen of, noem maar wat: het Gettysburg Address van Lincoln, 150 jaar oud, 266 woorden uitgesproken in een tijd dat staatsvorming en staatsidealisme ergens over gingen. ‘Dat bestuur van het volk, door het volk, voor het volk, niet van de aarde zal verdwijnen.’
Geen propaganda van het Hemelse Koninkrijk Bhutan (dat werkelijk prachtig is, ik schrijf er ooit nog een reisboek van 13 pagina’s over) en geen bazelende stompzinnigheid. Wie vat de irritatie met betrekking tot het kroningslied in 266 woorden samen?