Ik weet dat mijn romanpersonages bekend staan als zwijgers, toch moet ook ik ze iets geven om over te praten en dan het liefst een onderwerp dat ver van het verhaal af staat. Ik heb vandaag bijzonder weinig zin om uit te leggen waarom het beter is je personages een gespreksonderwerp te geven dat buiten het verhaal staat, maar ik heb nu eenmaal graag dat ze praten over iets wat ze langs de weg zien, iets in de krant, iets over wielrennen of snooker, over muziek, het werk van morgen…
In Pulp Fiction hebben John Travolta en Samuel L. Jackson het over hamburgers. Ze gaan echter geen hamburgers eten, ze gaan een klusje opknappen. In American Psycho laat Brett Easton Ellis zijn hoofdpersoon een heel betoog over Phil Collins houden, en ook nog over een andere zanger. Deze Patrick Bateman luistert graag naar de muziek van Collins, een hele sterke keuze. In het verhaal, of in zijn gedachten – dat weet ik niet – slacht hij vrouwen af.
Een minder bekend voorbeeld is The old man and the sea, het kleine meesterwerk van Ernest Hemingway. De oude visser en zijn hulpje praten over honkbal, en dan met name over de grote Joe DiMaggio:
Vertel me nu eens van het baseball, vroeg de jongen.
In de American League staan de Yankees bovenaan. Dat had ik wel verwacht, zei de oude man tevreden.
Vandaag hebben zij verloren, zei de jongen.
Dat wil niets zeggen. De grote DiMaggio is zichzelf weer.
Er zitten nog anderen in de ploeg.
Natuurlijk. Maar hij doet het hem.
In de andere competitie gaat het tussen Brooklyn en Philadelphia, en ik houd het op Brooklyn. Maar dan denk ik aan Dick Sisler en die grote wedstrijden in het oude stadion.
Zoals hij is er geen tweede. Ik heb nog nooit iemand de bal zo ver zien slaan.
Weet je nog dat hij op het Terras kwam? Ik wilde hem mee uit vissen nemen maar ik was verlegen om hem te vragen. Toen vroeg ik jou hem te vragen en jij dorst het ook niet.
Of ik dat nog weet. Het is stom van ons geweest. hij was misschien wel met ons meegegaan. Dan zouden we dat ons leven lang gehad hebben.
Ik zou de grote DiMaggio wel mee uit vissen willen nemen, zei de oude man. Ze zeggen dat zijn vader een visserman is geweest. Misschien is hij wel net zo arm geweest als wij; dan kan hij het begrijpen.
De vader van Sisler is nooit arm geweest, en hij, de vader, speelde in de grote clubs toen hij zo oud was als ik.
Toen ik zo oud was als jij voer ik voor de mast op een driemast-bark die naar Afrika ging en ‘s avonds heb ik daar wel leeuwen op het strand gezien.
Dat weet ik. Daar heb je mij over verteld.
Zullen we over Afrika praten of over baseball?
Liever baseball, zei de jongen.
Jan van Mersbergen