Viktor Orbán heeft zijn kandidaat voor het presidentschap bekendgemaakt, en haar naam is Katalin Novák. Een vrouw, inderdaad. Na de verkiezingen in het voorjaar zou zij zomaar eens de eerste vrouwelijke president van Hongarije kunnen worden. Maar hoe ver dat de emancipatie in Hongarije vooruit zal helpen, is maar de vraag.
In haar huidige rol als de minister voor Familiezaken is ze bewaker en cheerleader van het ‘traditionele gezin’: het idee dat een Hongaarse man met een Hongaarse vrouw samen veel kinderen moeten krijgen. Novák heeft zich meermaals uitgesproken tegen het feminisme en is van mening dat vrouwen andere ambities dan mannen zouden moeten koesteren. Op haar social media is te zien hoe ze haar rol als echtgenote en moeder aanprijst als een toonbeeld van vrouwelijkheid. Haar gezinspolitiek sluit aan bij de bredere visie die Orbán voor Hongarije heeft. Geen wonder dat hij haar naar voren schuift.
Op haar site vond ik echter ook iets anders, iets opmerkelijks. Onderaan de pagina waarop ze zichzelf voorstelt als ‘trotse moeder van drie’ vertelt ze dat haar lievelingsdichter Miklós Radnóti is. Zijn naam viel me meteen op. Wat doet Radnóti op de webpagina van deze Fidesz-politica? Radnóti’s levensverhaal is een geschiedenis die de Orbánregering actief in de doofpot probeert te stoppen. Hij was een Hongaarse Jood die in 1944 door zijn landgenoten is vermoord, en Orbán heeft nadrukkelijk in de grondwet laten opnemen dat die periode van de geschiedenis niet bij de Hongaarse geschiedenis hoort. Waarom zet Novák dan juist Radnóti op haar website, in de schijnwerpers? Ik merk dat ik ervan baal dat Novák en ik een lievelingsdichter delen. Waarom zijn wij allebei op hem uitgekomen?
Radnóti schreef enkele van de mooiste liefdesgedichten uit de wereldliteratuur. Hij schrijft over het overvallen worden door de regen en het naar binnen vluchten met zijn vrouw, over de aarzeling die hij voelt over haar te schrijven, over jaloezie. En zelfs als hij in het werkkamp in Bor zit, schrijft hij dat hij boven het geruis van de varens nog de stem van zijn vrouw kan horen. De kwaliteit van de gedichten staat buiten kijf. Ze zijn mooi, juist omdat ze dicht bij de werkelijkheid blijven en opgebouwd zijn uit details uit het dagelijkse leven en de natuur.
Uit Radnóti’s onwaarschijnlijke, tot de verbeelding sprekende levensverhaal ontsproten talloze mythes. Natuurlijk is er de historische werkelijkheid van Radnóti, die op alle mogelijke manieren Orbáns officiële herinneringspolitiek tegenspreekt, maar daartegenover staat ook de mythische Radnóti: de man met een onverzettelijke vaderlandsliefde, zijn zogenaamde zelfopoffering, en zijn enorme liefde voor zijn vrouw, Fanni. Precies daar zijn Novák en ik allebei voor gevallen.
Ik was net aan mijn studie begonnen toen ik las hoe de jonge dichter op 17-jarige leeftijd, bij zijn bijlesleraar, de 14-jarige Fanni Gyarmati ontmoette. Miklós was op slag verliefd. Fanni was alleen nog veel te jong voor hem, vond haar familie, dus ze moesten elkaar in het geheim leren kennen. Dat deden ze door elkaar brieven te schrijven. Miklós schreef bovendien gedichten voor haar en bleef dat doen. Tien jaar later trouwden ze. Nadat Miklós in 1944 vermoord werd, heeft Fanni nooit meer een ander gehad. Ze werd maar liefst 102 jaar, en bewaakte al die decennia zijn nalatenschap. Ja, zo overtuigd moet je verliefd zijn, dacht ik toen.
Ik was niet de enige. Al direct na Miklos’ dood, toen zijn gedichtenschriftje in de grond werd ontdekt en hij postuum een dichter van belang werd, raakte het Hongaarse publiek geobsedeerd door hun liefde. Dag in dag uit werd de weduwe Fanni met nieuwsgierige vragen bestookt, die ze overigens maar zelden beantwoordde. Ook nu, na Fanni’s dood, raken de vrouwenbladen er niet over uitgepraat: ze noemen Fanni ‘de bekendste muze uit de wereldliteratuur’, ‘de trouwe echtgenote’ en ‘de eeuwige weduwe’. Katalin Novák zelf droeg in 2019 op de Nationale Poëziedag van Hongarije een van Radnóti’s odes aan Fanni voor.
De Hongaarse biograaf van Radnóti, Győző Ferencz, probeert al jaren een verklaring voor die potsierlijke obsessie met hun liefde te zoeken. Hij vertelde me: ‘Het is als een idylle. Iets zuivers en sprookjesachtigs, waar het publiek op dat moment naar verlangde. Dat Miklós ook maar een mens was, mocht er geen ruimte in hebben.’ Ferencz doelt hierop het feit dat hun liefde helemaal niet zo idyllisch was als wij ons inbeelden. Ze kregen te maken met ruzies, twijfel, miskramen en een groot overspel van Miklós. Zijn affaire met de schilderes Judit Beck wordt maar zelden genoemd in de idolate vrouwenbladen. Dat zou ten koste gaan van de idylle.
Novák hangt niet alleen die van Radnóti aan, maar verzon ook haar eigen huwelijkse idylle, zo kwam laatst aan het licht. Als minister voor Familiezaken refereert ze in haar optredens vaak aan de periode van zeven jaar die ze thuis doorbracht om haar kinderen op te voeden, en hoe geweldig en bevredigend ze haar rol als moeder en echtgenote vond. Maar dat de realiteit ook in haar geval de fantasie in de weg staat, blijkt uit een tekst die uit die tijd zelf opdook, uit 2010. Ze noteerde hierin dat haar moederrol haar de neus uit kwam, dat ze doodop en om de haverklap geïrriteerd was, en dat ze wel weer eens verlangde naar een normaal gesprek met een volwassene. Liever dan dat ze de ontberingen van het moederschap erkent, houdt Novák de Hongaarse vrouwen een illusie voor. Niets menselijks is haar vreemd.