In mijn debuut staat een verhaal over het doelpunt van Marco van Basten in de EK-finale tegen de Sovjet-Unie in 1988. Daarin speelt de Russische keeper een grote rol, Rinat Dassajev. Het verhaal is naar hem vernoemd. En Dassajev verbijsterd achterliet. Hij komt er niet best van af: ik voer hem op als een fanatieke, ongevoelige reborn christen.
‘Ik vind het verbluffend te bedenken dat ik meer dan dertig jaar lang ongelovig ben geweest. Ik kan mij nu niet meer voorstellen te moeten leven in de barre wereld waarin de ongelovigen doorbrengen, een wereld die geen zin kent, geen doel, die gedreven door blinde natuurwetten naar het weliswaar verre, maar onontkoombare einde spoedt. Te moeten leven in het besef dat het eigen leven van geen enkele waarde is, dat het elke zin en betekenis ontbeert, en dat het tevoorschijn komt uit hetzelfde niets waarin het weer zal verdwijnen…’
Zojuist zag ik in De wereld draait door een item over het EK 1988. Er werd een stukje getoond van een recent interview met Dassajev: een breekbare man die getuige zijn moeizame gang aan parkinson of iets verwants lijdt. Maar ook: een heel innemende man. En: een tragische man. Dat was althans de suggestie. Na het EK is Dassajev – net als veel van zijn teamgenoten – in het westen gaan spelen en ten onder gegaan aan de weelde.
Mijn uitgever vroeg zich indertijd naar aanleiding van het verhaal af of je het wel kunt maken, moreel gezien, om zo aan de haal te gaan met iemand die nog leeft. Goede vraag. Het antwoord was wat mij betreft ja en ik gaf het zonder veel aarzeling. Het belangrijkste argument: wie met ernst schrijft moet meedogenloos zijn en alles doen wat nodig is om een verhaal of roman tot een goed einde te brengen. Dat heb ik gedaan, over de rug van Dassajev heen misschien, maar dat zij dan zo.
Tja. Ik vond het zojuist pijnlijk om naar die kwetsbare man te kijken. Kennelijk zit het me toch niet lekker dat ik zo lelijk over hem heb geschreven. Mensen reduceren tot literair materiaal en daarmee doen wat de schrijver het beste uitkomt: nobel is het in elk geval niet. Maar is dat een reden om zo’n verhaal niet te schrijven? Nu komt het antwoord toch ook weer zonder veel aarzeling: nee, dat vind ik niet. Dan maar immoreel.
Er wordt Dassajev natuurlijk naar het doelpunt gevraagd. Hij vertelt dat hij er een video-opname van heeft.
‘Kijkt u er nog wel eens naar?’
‘Ja, als ik in een bepaalde stemming ben, dan kijk ik wel.’
‘Wat voor stemming?’
‘Een klotestemming, eerlijk gezegd.’