Toen mijn werk als recensent voor Het Parool begon, hield ik er volop rekening mee dat Gilles de eetmeneer Gilles de schrijver van de kaart zou vegen, maar ik hoopte ook dat de nieuwe naamsbekendheid goed zou zijn voor de verkoop van mijn eigen werk.
Van meet af aan leefden de twee Gillessen op gespannen voet. Fictiegilles zei voortdurend zijn recenserende tegenpool te waarderen, terwijl hij eigenlijk jaloers was op het aantal lezers dat Eetgilles bereikte.
De vraag waarom ik me zo verzette tegen een samenkomen van de eter en de schrijver in me leek steeds meer lading te krijgen. Mensen om me heen zagen er juist een gouden combinatie in.
Sinds kort maak ik – vanwege de coronasluiting zijn er geen recensies – een rubriek die ik al tijden wilde maken. In De smaak van toen bezoek ik mensen die me interesseren en voor wie ik een positief of negatief emotioneel geladen gerecht uit hun verleden kook. Daar praten we dan over, en van mijn uren met hen doe ik voor de krant verslag.
De madeleine van was mijn aanvankelijke idee, maar de verwijzing naar Proust bleek te old school voor in de krant.
Het punt dat het maken van De smaak van toen weer voor me scherp stelt is dat bezig zijn met smaak evenzeer bij me hoort als schrijven.
In mijn nieuwe rubriek komen een liefde voor mensen, eten en verhalen bijeen, zonder de boze brieven of morele bezwaren die het recenseren in deze en gewonere tijden met zich mee brengt. Ik voel me vrij om te schrijven zoals het in me opkomt, schik de verhalen van mijn gasten met hun instemming steeds vrijer.
En zie die twee schijnbaar onverenigbare Gillessen zich in hun samenwerking verzoenen.
Beeld: Nathalie Girard