Het tweede deel van de memoires van Theo Kars, verscheen recentelijk bij de prachtuitgeverij Athenaeum, Polak & Van Gennep– over welke uitgeverij dezer dagen God zijn beschermende hand moge uitstrekken. Kars is op tweederde gevorderd met Memoires van een slecht mens dat toch betrekkelijk zeldzaam is in de Nederlandse literatuur: memoires namelijk van een schrijver. De aanleiding die Kars kan hebben gehad dit werkstuk aan te vangen is dat hij een goed deel van zijn leven ondergedompeld is geweest in de vertaling van memoires, die van Giacomo Casanova namelijk en dit heeft onwillekeurig invloed op hem gehad. De libertijn die Casanova was wordt in deze eeuw nagevolgd door de amorele optimalisator van zijn eigen geluk: Kars. Want dat is wat Kars beweert te doen: eerlijk en zonder morele overweging zijn geluk en genot optimaliseren. Maar hij staat zichzelf daarbij oogkleppen toe, een restje waarschijnlijk van zijn religieuze opvoeding die hem uiteindelijk niet ten diepste toestaat amoreel te zijn, hij blijft het voelen als immoreel. Het zijn deze oogkleppen die de zwakte in het boek vormen.
Amoraliteit is een opluchting in een ‘normen en waarde’ cultuur als de onze die ons tot zeer recent van bovenaf werd opgedrongen, slijmsijs Balkenende wenste er zelfs een nationaal debat aan te wijden.
Bij egotisten weet men veel beter wie men voor zich heeft. Afgezien van het totale gebrek aan humor van het boek (want grappige egotisten zijn dan weer een zeldzaamheid) is het een baken van duidelijkheid. ‘How I did it’. Maar literatuur en duidelijkheid hebben niet per se zoveel met elkaar te maken wanneer duidelijkheid vooral rechtlijnigheid is. Kars blijft toch teveel de boekhouder van zijn naar eigen oordelen geniale repliek op de eisen van de buitenwereld.
Dan is de normatieve kracht van Nicolò Machiavelli van geheel andere orde: ‘Hoe het te doen.’ Kars en Machiavelli delen hun expliciete amoraliteit, en bij Machiavelli voelt dat echt als een opluchting. In een klein boekje uit 1987 van wederom de prachtuitgeverij Athenaeum, Polak & Van Gennep schrijft vertaler en inleider Frans van Dooren (Martinus Nijhoffprijs 1990) over de amoraliteit in De Heerser die eeuwenlang voor immoraliteit is aangezien. En dat verhinderde een goede lezing van het boek. Hoe amoreel ben ik dat ik met een zucht van verlichting kennisneem van dit machtspolitieke denken dat meer ronduit is dan ik ooit waarnam: ‘Om het bezit te waarborgen, is het voldoende dat men het geslacht van de vroegere machthebbers uitroeit.’ en ‘Iemand die dit soort gebieden verovert en wil behouden , moet twee dingen terdege in de gaten houden, in de eerste plaats dat hij de familie van de vroegere heerser moet uitroeien en vervolgens dat hij noch in de wetten, noch in de belastingen veranderingen mag aanbrengen.’
‘De tweede oplossing (voor het vestigen van een nieuwe heerschappij) , die nog beter is dan de eerste, is het stichten van kolonies op een of twee plaatsen, die als het ware de punten zijn die dat gebied vastkluisteren. Want het is noodzakelijk òf dit te doen, òf er troepen soldaten te legeren. Kolonies kosten niet veel geld, en de heerser kan ze stichten en in stand houden zonder dat hij er iets voor uitgeeft, of hooguit een klein bedrag. Hij benadeelt alleen maar degenen van wie hij landerijen en huizen afneemt om ze aan de nieuwe bewoners te geven.’
Klare taal. En verderop: ‘In verband hiermee moet opgemerkt worden dat men de mensen òf moet strelen òf moet uitroeien. Want iemand die licht wordt aangepakt wreekt zich terwijl iemand die zwaar geweld wordt aangedaan zich niet meer kan wreken.’
De grote Italiaanse mediakrijgsheer Berlusconi heeft door een gebrek aan concentratie het boek maar tot en met hoofdstuk 18 gelezen (maar dan wel heel goed).
In hoofdstuk 19 had hij kunnen lezen hoe je als heerser kunt vermijden dat je veracht en gehaat wordt. Maar toen kwam de kapper om zijn toupetje te verven.