Eigen mensen

Ik wil wat elke ouder wil: dat mijn kinderen mensen om zich heen verzamelen die mijn taak uiteindelijk over kunnen nemen; vrienden bij wie ze zichzelf mogen zijn en zich veilig voelen, maar die hen ook stimuleren om de wereld te ontdekken en zich verder te ontwikkelen.

Hoe meer ik hierover nadenk, hoe moeilijker de rol van zo’n partner of vriend me lijkt. In de kern doen we natuurlijk allemaal wat we zelf willen: de ander dichtbij houden of juist wegduwen. Bijna een wonder, dat we erin slagen mensen te vinden bij wie de verhouding tussen die twee impulsen op onze behoefte is afgestemd.

Voor mijn dertienjarige zoon N moet het soms onbegonnen werk lijken. Die schier-eindeloze stoet volwassen vrienden die bij ons over de vloer komt, waar haal je ooit zo veel mensen vandaan? Is het überhaupt wel mogelijk om met zulke diverse mensen een klik te hebben?

Een tijdje terug vroeg hij zich iets soortgelijks hardop af, en werd ik teruggeworpen naar mijn eigen tienertijd. Jarenlang had ik twee vrienden, daarna drie. Bij die drie vrienden hield ik het, tot mijn eerste jaren in Amsterdam; pas in de horeca barstte dat hele sociale ding los.

Ik ging op de rand van N’s bed zitten en dacht na. Iemand die zijn sociale draai zocht en zich niet wilde bedienen van geleiders zoals voetbal, gamen en stoerdoen, maakte het zichzelf niet makkelijk. Bovenal leek hij op zoek naar iemand met wie hij op alle terreinen aansluiting zou vinden.

‘Niemand kan je alles geven,’ zei ik uiteindelijk. ‘Je moet een bestie bouwen uit stukjes van verschillende mensen. Iedereen heeft wel iets waarvan je blij wordt.’

Deze week gingen we naar de eindopvoering van N’s toneelgroep. We zagen vier stukken die door leerlingen waren bedacht en werden opgevoerd. Natuurlijk vonden we het stuk waarin N speelde het allerbeste. Na afloop dronken we een cola met onze man, die door zijn zusje A (8) de hele tijd met grote ogen werd bekeken.

‘Ik vond het stuk van jouw groep echt heel eng,’ zei A. ‘Vooral toen op het laatst, met die rode letters op de muur. Dat er zo Emily geschreven stond.’

Het was inderdaad een spannende voorstelling geweest, een zombie-verhaal met alles erop en eraan. Persoonsverwisseling, vermiste kinderen, you name it.

N knikte en leegde zijn glas, liet de ijsklontjes een voor een in zijn mond glijden en knarste ze kapot. Daarna sprong hij op en nam zijn zusje mee naar de silent disco waarmee de avond zou eindigen. Op de dansvloer werd hij door andere acteurs aangesproken, omhelsd. Ze gaven elkaar high-fives en riepen stukken toneeltekst over en weer.

Toen we op de fiets naar huis zaten praatte N honderduit over het maken van de voorstelling; de spanning, de ontlading, hoe ongelooflijk aardig en steunend iedereen vanavond was. Ik reed achter hem, hoorde het glimlachend aan. Het was warm in de stad en niemand had haast om thuis te komen.

Soms, dacht ik, gaat het ook helemaal vanzelf. Dat vinden van je eigen mensen.

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.