Een tijdje terug was ik voor het Parool bezig met een stuk over het einde van een lief restaurant waar ik als twintiger werkte.
Terwijl ik met de eigenaren sprak, maakte mijn fotograaf alvast wat beeld. In de kelder kwam hij een grofgestucte muur tegen met streepjes, namen en data erop die door de volgende uitbater zeker weggeschilderd zouden worden.
Jakob drukte op zijn knopje en maakte zo de laatste foto van een muur waarnaast ik op hete zomeravonden de kassa telde terwijl mijn collega’s indronken aan de bar boven mijn hoofd.
Waar ik met klamme vingers getallen invoerde op een rekenmachientje; mijn dagtotalen op een strookje papier schreef voor het allemaal de kluis in ging.
Ik denk dat we naar de Kring zouden. Er zouden meisjes mee, maar ik wilde meer dan alles dansen. De meisjes waren belangrijk voor de vaart, het doorgaan.
Met zijn allen in de rij, dan langs een lachende uitsmijter, de trap op en binnenvallen alsof het je eigen surprisefeest is.
De zaal optillen met bakken goed humeur. Alle lichten leken feller in die tijd, toch werden we nooit verblind.
The future’s so bright, I gotta wear shades, zong Timbuk3 al in 1983.
Timbuk had zijn Wayfarers af moeten laten toen er het meest te zien was. Hij heeft vast spijt.
________________________________________________
Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en recensent. Hij was redacteur van Tirade en zijn fictie verscheen online en in diverse bladen. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind en Het jasje van Luis Martín.