Philip Roth, alom bejubeld auteur, hangt zijn pen aan de wilgen. De man die tientallen romans schreef (er waren periodes dat er met ijzeren regelmaat elk jaar een nieuwe verscheen) en al enige tijd als groot kanshebber voor de Nobelprijs wordt genoemd, houdt er dus definitief mee op. Behalve dat dit nieuws vele lezers droef zal stemmen, wekt het toch vooral verwondering, een beetje ongeloof misschien zelfs.
Hoewel een tegen de honderd procent aanschurkend percentage van de bevolking op 79-jarige leeftijd allang met pensioen is, verwachten we van schrijvers dat ze doorgaan tot het bittere eind. We hebben nog liever dat pausen er – wegens details zoals steeds overtolligere speekselproductie in het openbaar – vroegtijdig mee kappen dan dat een schrijver zomaar besluit dat zijn oeuvre nu af is. Eigenlijk geloven we het zelfs niet. Het zal wel weer een marketingtrucje zijn, om ervoor te zorgen dat de roman die er dan volgend jaar toch gewoon ligt als ‘onverwacht’ i.p.v. ‘langverwacht’ kan worden aangekondigd. Of een handig manoeuvre om het Nobelprijscomité te vermurwen omdat ze nu echt ‘een afgerond oeuvre’ kunnen bekronen.
Wat er ook van zij, het interessantste in Roths mededeling vond ik dat hij, voor hij zijn beslissing nam, zijn hele oeuvre had herlezen in omgekeerde volgorde. Hoe voelt zo’n afdaling in jezelf, in je eigen schrijverschap? Wat word je gewaar wanneer je alles wat je geleerd hebt, langzaam ziet afbrokkelen, je in plaats van stijlvaster juist onzekerder wordt, je trucjes afleert i.p.v. aanleert? Verbrokkelend meesterschap. Afnemend inlevingsvermogen. Doelbewuste dementie. Een tocht naar je twintigjarige zelf die vastberaden zegt: ik wil schrijven. En dat je daaruit concludeert: het is uit met schrijven.