We gingen naar een festival, het was anderhalf uur fietsen over een smal pad naar een plek ver boven de stad.
Onderweg voegden zich van alle zijwegen andere festivalgangers bij ons en zo werd geleidelijk duidelijk dat we de oudsten zouden zijn. De fiets van B had als enige een zitje achterop.
Een meute van duizenden vulde het veld. Opeengepakt wachtten we, en dit was nog maar de ingang. Nog vóór het fouilleren.
Ik dacht: wie is zo ongastvrij om mensen na anderhalf uur fietsen in de brandende zon te laten wachten en ze dan zonder vertrouwen tegemoet te treden? En: wie wil er naar een feest waar het nodig is de gasten te fouilleren?
Ik haalde mijn zakken leeg tot op die halve tandenstoker. Misschien liet ik hem te demonstratief op tafel vallen. De vale man met de V op zijn revers leunde voorover, tuurde in mijn ogen en zei ‘Tot ziens,’ terwijl ik toch echt naar binnen ging.
Het plan was om een paar uur zonder tijd te leven, wat lukte ook nog. De zon brandde verder, maar het waaide er nu lieflijk bij.
De wereld bleek genderfluid geworden sinds ik voor het laatst op een festival was. Een jongen met een volle snor en een suède rokje knipoogde naar me. Twee gassies die op het verkeerde feest leken te zijn maakten lachend foto’s van hem, en ik begreep dat onze genderfluiden feitelijk kanaries zijn.
Kanaries in de kolenmijn van Nederland. Een graadmeter voor de vrijheid van ons allemaal.
Ik voelde de aandrang de jongen in het rokje te bedanken, maar durfde niet; was bang dat hij me een ouwe lul zou vinden.
* Dit blog las ik maandagavond voor bij Nooit meer slapen, waar ik deze week in de nachten van ma, di, wo en do een kleine bijdrage lever. Foto: Pander Vos
_____________________________________________________________
Gilles van der Loo (Breda, 1973) was redacteur van Tirade. Sinds 2010 publiceerde hij online en in diverse bladen. Hij schreef de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de roman Het laatste kind. In 2016 verscheen zijn sterk autobiografische roman Het jasje van Luis Martín.