Ooit in mijn leven wil ik met de boot naar Curaçao varen. Het gaat me nog niet eens zozeer om de reis ernaartoe, want dan zou ik net zo goed naar Haïti kunnen varen. Het gaat me om de aankomst in Willemstad. Als na al die dagen ineens het eiland opdoemt waar ik zo vaak ben geweest, de stad in zicht komt die ik inmiddels behoorlijk goed ken en de boot vervolgens de geul in vaart richting de haven. De baai waar deze geul in uitmondt ziet er op de kaart uit als ‘een stengel met een tros bloemen’. Op dat moment, na dagen waarin er alleen maar water en lucht was, ligt Willemstad aan weerszijden van de boot. Otrabanda aan bakboord, Punda aan stuurboord.
De vergelijking van de baai met ‘een stengel met een tros bloemen’ komt uit Mijn zuster de negerin (1935) van Cola Debrot. Op de eerste pagina van deze novelle, die zich afspeelt op Curaçao, wordt de aankomst beschreven van een schip dat uit Europa komt. Op het dek staat Fris Ruprecht. Hij keert terug naar het eiland waar hij geboren is, omdat onlangs zijn vader is overleden en hij de nalatenschap moet regelen. Door diens overlijden is hij ‘voorgoed rijk’. Misschien komt hij ook wel terug, bedenkt hij, ‘omdat ik genoeg heb van Europa waar men veel te weinig negers ziet. […] Bij een negerin wil ik leven. Ik zal haar noemen: mijn zuster de negerin. Ik haatte in Europa de bleke gezichten met hun visachtige kilheid, hun gebrek aan broederlijke en zusterlijke sympathie.’
Qua verlangen lijkt deze Frits Ruprecht met andere woorden op David Samuels uit Alleen maar nette mensen, een boek dat trouwens eerst De intellectuele negerin heette. De uitgever van Robert Vuijsje vond die titel te controversieel.
Nog een terzijde: ik heb mij er altijd over verbaasd hoezeer de namen Frits Ruprecht en Frits van Egters op elkaar lijken. Frits van Egters is de hoofdpersoon van een naoorlogse roman die enige bekendheid heeft verworven. Dat de namen zo op elkaar lijken zal wel toeval zijn. Over de invloed van Debrot op W.F. Hermans is het een en ander bekend maar over invloed van diezelfde op Gerard Reve heb ik nog nooit gehoord.
Ik zou met de boot naar Curaçao willen varen om te beleven wat Debrot op die eerste pagina van Mijn zuster de negerin beschreven heeft. Om vanaf het dek, net als Frits Ruprecht, te zien hoe Willemstad steeds dichterbij komt. In het ideale geval stap ik op een intens trage boot, die er heel lang over doet, zodat ik alle tijd heb om tijdens de reis Debrots zevendelige en meer dan 2000 pagina’s tellende Verzameld werk te lezen. En dan daarna ook nog de tweedelige en 1000 pagina’s tellende biografie, geschreven door Jaap Oversteegen, voor Voskuil-lezers beter bekend als Paul Dehoes. Als ik dan na weken op Curaçao aankom, volledig doordrenkt met Debrot-kennis, rijd ik net als Frits helemaal naar de andere kant van het eiland, naar landhuis Ascencion, dat model heeft gestaan voor het landhuis dat beschreven wordt in Mijn zuster de negerin. Het landhuis waar Frits zijn zuster vindt.
Lees de Tirade Blog
De kluiver werd aangeslagen
Na reizen op de oceaan was ik weer in Nederland, we maakten met een grote groep vrienden ons eigen schip weer vaarklaar op de werf onder de rook van Amsterdam. Vandaag kwam de Vrijbuiter aan in Zeeland, de lente was begonnen. Dit stuk komt uit het schipperslogboek van de Vrijbuiter, een thuisvaardersimpressie. In de ochtend...
Lees verderTouché – over zwaardvechten
Larousse 15 Vanaf dat de mens rechtop loopt, en dus armen en handen tot zijn beschikking heeft, sinds het kakement kleiner werd, de tanden minder vervaarlijk, is hij voor een gevecht aangewezen op een stok, knuppel en later pareerstukken, als hellebaard, speer. Het wordt al vanaf de Egyptenaren met beschermende kleding als sport beoefend: het...
Lees verderRoots
Het begon allemaal met een berichtje van vriend Tijn, een maand of drie geleden. Of Sander, Daniël, Iwan en ik mee wilden naar Steel Pulse in Paradiso. Ik had nog nooit van Steel Pulse gehoord, zocht het bandje op en dacht: Reggae. Op de middelbare school begon ik met Bob Marley, gateway drug van de...
Lees verder
Blog archief