Het was een mooie bijeenkomst. Lekkere vegetarische hapjes. En het was fijn om zo veel mensen te zien die zich inspanden voor een betere stad. Mirik was er, Gabriel, Saïd, Maria. LHBTI-rechten, het klimaat, de wooncrisis, discriminatie, emancipatie. Belangrijke thema’s, goede mensen en allemaal verbonden door bietenbitterballen, kaasstengels en groenteloempia’s.
Na afloop werden we gevraagd om op de foto te gaan met kartonnen bordjes waar we belangrijke woorden op mochten zetten. Er stond ‘iedereen is gelijk’ en ‘een goede plek voor iedereen’ omdat Saïd erop wees dat iedereen recht had op een ‘goede’ plek, niet alleen de rijken. Ik maakte een bordje met de schooldirecteur waar ik vaak gastlessen gaf.
De volgende dag werd ik gebeld: mijn les over biseksualiteit werd afgezegd. De ouders maakten zich ongerust over de inhoud, zei het afdelingshoofd. ‘Maar de inhoud is liefde,’ zei ik. ‘Hoe kan iemand zich daar nu druk over maken?’
‘Het gaat om het geloof van de ouders,’ zei het afdelingshoofd. ‘Ik sta er ook niet achter.’
‘Maar heb je dan niet gezegd dat de les niet over geloof maar over liefde gaat?’ vroeg ik.
‘Ik heb de ouders niet gesproken, dat heeft de directeur gedaan.’ Hij hing op. Ik nam een glas havermelk, maar mijn verbijstering nam niet af. Ik belde de directeur. ‘Ik heb niet veel tijd voor je,’ zei ze. ‘Ik moet zo naar een vergadering. Maar het zit zo: ouders dreigen hun leerlingen thuis te houden als we door blijven gaan met jouw gastlessen.’
‘Welke ouders?’
‘Dat kan ik niet zeggen. Het gaat om verschillende ouders.’
‘Hoe weet je dat?’
‘Ze hebben signalen afgegeven.’
‘Aan wie?’
‘Aan diverse leerkrachten.’
‘Ik geef de lessen al vijf jaar, er heeft nog nooit iemand geklaagd.’
‘Het is voor mij niet makkelijk,’ zei ze. ‘Ik sta ook voor jouw gelijkheid. Alhoewel – dat mag je best weten – ik heb er persoonlijk wel eens moeite mee.’
‘Hmm,’ antwoordde ik.
‘Maar als wij hier op school moeten kiezen tussen jouw lessen en de kinderen die thuis worden gehouden en dan bijvoorbeeld geen wiskunde volgen… Dan kiezen we toch voor wiskunde. Ik hoop dat je dat begrijpt.’
Ik wist niet goed wat ik verder moest zeggen. Ik keek naar een mot op het aanrecht en vroeg me af hoe klein een levend wezen moet zijn, om het te mogen doodslaan. Ik dacht aan de foto van mezelf met de directeur. Ik kende haar niet goed, maar we hadden wel allebei onze lippen verbrand aan een gloeiend hete bietenbitterbal en toen lachend op een kartonnen bordje ‘fuck the system! one love!’ geschreven. Ze had haar arm om me heen geslagen en ik had me onderdeel van een team gevoeld. De burgemeester had een foto van ons gemaakt omdat ze ons zo’n mooi stel vond. Ik pakte mijn glas havermelk en gooide het over de mot.
Foto: Lucas V (Unsplash)