Wat gebeurde er na 1968 in het leven van Joop Goudsblom (1932 – 2020)? We zullen er nooit een zo helder beeld van krijgen als we van zijn leven vóór die datum hebben. Joop schreef zijn memoires Geleerd tot aan het moment dat hij hoogleraar werd. Het tweede deel van zijn memoires zou waarschijnlijk Gedaan zijn gaan heten.
Joop Goudsblom was medeoprichter (en naamgever!) van tijdschrift Tirade in 1957. We eerden hem als hij op de uitgeverij kwam als de oudste nog levende betrokkene bij de uitgeverij. Wouter van Oorschot en ik waren allebei nogal fan van zijn boeken Vuur en beschaving en Het regime van de tijd. Beide meesterlijke, grote sociologische studies die volstrekt helder en zeer intelligent zijn, goed geschreven en buitengewoon origineel. Goudsblom was in zekere zin de Yuval Noah Harari van zijn tijd; Big History voordat het algemeen bekend werd. Zeer gelukkig waren we dan ook dat we in 2015 een nieuwe editie van Vuur en beschaving konden uitbrengen, verrijkt met een nieuw nawoord.
Aan zijn memoires werkten we toen al langer mee. In NRC-Handelsblad hadden we een interview gelezen van Jannetje Koelewijn met Goudsblom waarin hij gewag deed van zijn memoires. We waren heel benieuwd en vroegen hem ernaar. In het derde nummer van Tirade van jaargang 2009 publiceerden we het eerste deel. Vanaf dat moment correspondeerden we over zijn werk, en kwam ik soms op bezoek bij Joop thuis. Op de bank gezeten in zijn werkkamer (Joop zat dan altijd aan zijn bureau) , had je aan je rechterhand de enorme kast met boeken over vuur, honderden, er was een kast met Norbert Elias, verschillende mooie portretten van zijn vrouw Maria Goudsblom -Oestreicher. De opvallendste eigenschappen van Joop in de wijze waarop hij schreef waren zijn precisie, de capaciteit zijn verhaal zonder omhaal te vertellen, de helderheid en dat hij wars was van grote woorden. Er zat iets heel aanstekelijks en fascinerends in het totale gemis aan grootspraak, Joop was vóór alles precies, scherp, met een prachtige ondertoon van nauwelijks waarneembare, elegante ironie.
Het tweede deel van zijn memoires werd een moeilijke opgave. Joop draaide zich vast in de beschrijving van democratiseringsperiode aan de universiteit. Zijn positie daarin vond hij een moeilijke, ik denk dat hij dat hoofdstuk wel vijf keer opnieuw is gaan schrijven, naar eigen zeggen omdat hij zich ook wat schuldig voelde: de val van hoogleraar sociologie Den Hollander in 1969 luidde in zeker zin Goudsbloms carrière in. Hoe hij zich verhouden moest tot die kwestie bleef hem bezighouden.
Op het omslag van Vuur en beschaving een lucifer, zoals hij nog decennia na te zijn gestopt met roken altijd een doosje lucifers in zijn zak had, lees het boek en je begrijpt ineens waarom. De combinatie van Joops grote intelligentie en zijn bescheidenheid in conversatie en dictie had paradoxaal genoeg ook wel iets intimiderends. Wie zich zelf niet voor de gek houdt kan heel direct en scherp naar anderen kijken. De mildheid die hij dan opbracht was bijzonder. Een dubbelheid overigens waar Joop als vraagstuk wel raad mee wist, getuige ook het begin van zijn krachtige memoires:
‘Een mooie zomermiddag met een strak blauwe hemel. Op de parallelweg langs de nieuwe Provinciale Weg fietst een moeder met haar zoontje achterop in het mandje. Ze zijn allebei goed gehumeurd; de moeder fietst, het jongetje zingt een vrolijk liedje. Dan passeren ze een paar meisjes die daar aan het spelen zijn. Een van de meisjes zegt: ‘Moet je dat jongetje horen zingen.’ Meer zegt ze niet; maar het jongetje heeft er iets schampers in beluisterd, en hij houdt onmiddellijk op met zingen. Hij voelt zich betrapt, zonder te weten waarom.
Als ik nu, meer dan tachtig jaar later, aan dit voorval terugdenk, heb ik nog steeds moeite om het te begrijpen. Waarom trok dit jongetje zich de woorden van dat meisje zo aan? Was haar opmerking werkelijk schamper bedoeld, of hoorde hij dat er alleen maar in? Wat maakte hem zo ontvankelijk voor de gedachte dat het meisje zijn zingen raar vond en afkeurde? Hij kende haar niet, hij heeft haar nooit meer gezien. Zij is, als ze nog leeft, het voorval zeker al lang vergeten; maar hem staan haar woorden tot op de dag van vandaag bij.’
Wat dan volgt behoort tot de boeiendste memoires-literatuur die ik ken.
—-
Hier een fraaie bespreking van Geleerd door Carel Peeters.