Het was aanvankelijk mijn bedoeling geweest om vandaag een stukje te schrijven over Salomé van Richard Strauss. De opera was afgelopen maand te zien als onderdeel van het Holland Festival, in de enscenering van Ivo Van Hove. Menno Hartman schreef er gisteren al over, dus zijn zetten zal ik hier niet herhalen; ik gebruik het maar even als een startpunt.
Salomé draait om de wraak van een vrouw met een obsessie. Salomé valt hopeloos voor Johannes de Doper (Jochanaän), de heilige man die door haar stiefvader koning Herodes is opgesloten uit angst voor religieuze implicaties, maar hij wijst haar af. Herodes begeert onderwijl zijn stiefdochter en wil dat zij tenminste eenmaal voor hem zal dansen. Hij belooft haar alles te geven wat zij maar wenst, waarop zijn herhaaldelijk zingt : ‘Gib mir den Kopf des Jochanaäns!’ Het zal haar wraak zijn, omdat ze weet dat als gevolg van diens dood het paleis van Herodes ineen zal storten.
Maar wat het voor mij nog interessanter maakt is dat ze met Johannes ook haar grootste verlangen vermoordt. Haar verliefdheid slaat om in een obesessie en het voetstuk waarop zij hem plaatst wordt zo hoog dat de val onvermijdelijk de allerdiepste zal zijn. Wat Salomé het meest begeert moet kapot, omdat ze het niet kan krijgen. Om maar eens een platte rokersmetafoor van stal te halen: liever helemaal geen shag dan shag zónder vloei.
Ik heb wel iets met obsessieve vrouwen. Ooit schreef ik een artikel over Elektra als karakter in de gelijknamige tragedie van Sophocles. Ik legde haar naast de symptoombeschrijvingen van het psychodiagnostische handboek DSM (zie ook hier) en concludeerde dat Elektra weliswaar psychopathische trekken vertoont maar niet geheel binnen het hedendaagse ziektebeeld valt. Ze scoort hoog op obsessief gedrag waar het gaat om haar vader Agamemnon. Dat is ook niet vreemd aangezien hij vermoord werd door zijn oorspronkelijke vrouw Klytaimnestra toen hij bij terugkomst uit Troje Kassandra meebracht. Elektra zint op wraak omdat haar moeder zelf ook een nieuwe vrijer heeft opgedaan en komt daardoor tot het volgende: haar moeder moet dood. En die vrijer trouwens ook. Iedereen die haar obsessie, het eerbewijs aan Agamemnon, in de weg heeft gestaan gaat eraan. Ter vergelijk: Salomé helpt in de eerste plaats het object van haar obsessie zelf om zeep.
Mijn verbinding tussen de literaire gestoorde vrouw en de (medische) werkelijkheid bleek iets voorspellends in zich te dragen. Niet lang na de publicatie van het stuk over Elektra ontmoette ik er zelf een. Met Elektra hadden haar uitspattingen minder te maken (ook niet in de freudiaanse zin) maar haar fixatie nam wel bijna tragische vormen aan. Ik kreeg op een gegeven moment in de gaten dat, hoewel ik die opera nog niet kende, ze meer gemeen had met Salomé. Ik maakte me uit de voeten voordat de vriendschap zou eindigen als een opera of tragedie gewoonlijk eindigt, en nam me voor voortaan alleen nog met dit soort types in aanraking te komen in kunst en literatuur.
Marko van der Wal (1989) is opgeleid als classicus, redacteur van Tirade en werkt bij Uitgeverij Van Oorschot. Sinds vier jaar blogt hij voor tirade.nu.