Gratis proza #11: De Amatodjastraat

Mevrouw Woo, die het supermarktje op de hoek van de straat heeft, spreek ik elke dag. Haar Nederlands is niet goed genoeg voor hele verhalen, maar als ik mijn inkopen bij de kassa heb gezet, kijk ik altijd even mee naar een film op haar oude televisie. De linker helft van het beeld is rood en de rechterhelft groen, maar mevrouw Woo lijkt daar geen last van te hebben. Ze vertelt me wat er wordt gezegd, zodat ik het verhaal kan volgen. Daarna reken ik af en loop terug naar huis.

Toen we hier net waren, werd Philip lid van de zwemvereniging, en na een half jaar vroegen ze hem om penningmeester te worden. Nu is hij elke dag van zeven tot elf de deur uit. Hij draagt teenslippers en een korte broek, wat hij vroeger nooit gedaan zou hebben. In de middag dut hij in zijn blote bast op onze veranda, met zijn T-shirt op zijn hoofd. Hij slaapt zoals hij dat in Nederland nooit kon: diep en zonder reserve.

Phil lijkt zich vereenvoudigd te hebben, teruggebracht tot het minimaal nodige. Soms vraag ik me af of ik misschien ook naar een andere man verhuisd ben.

Vrienden van de zwemclub komen vaak onaangekondigd langs. Ze zetten de motor van hun auto niet uit wanneer ze vragen of Phil thuis is. Vroeger was ik de enige die hem Phil noemde, maar nu is Phil van iedereen. Als ik nee zeg, bedanken ze me en rijden het erf weer af. Soms komen ze op het avondeten, en brengen bier en rum mee. Er wordt dan hard gelachen en de meegebrachte drank gaat altijd op.

Ik mis witte wijn, koele witte wijn en Franse kaasjes. Kalfsvlees en oesters, mis ik. Mijn boekwinkeltje in de stad.

Maar Philip heeft zijn leven hier verdiend. Er zijn mannen die na hun pensioen zomaar doodgaan. Dat is ons mooi niet gebeurd. Ik heb mijn man nog, en hij is voor het eerst in lange tijd gelukkig. We vrijen zelfs weer, al heb ik moeten wennen aan het litteken op zijn borst: het kloppend hart erachter zo veel minder vanzelfsprekend.

Vorig weekend is hij gaan jagen met Dennis, een zwaarlijvige Nederlander die hij kent van de zwemvereniging. Toen hij thuiskwam liep hij meteen door naar de slaapkamer, waar hij met zijn kleren aan op bed in slaap viel. Twee dagen lang alcohol en geroosterd wild hadden zijn lichaamsgeur volledig veranderd, en zo kreeg ik een idee hoe het zou zijn om op een ochtend, in dit land, naast een vreemde wakker te worden.

De dag erna kwam Dennis langs met een cadeau voor Phil, gewikkeld in een laken. Toen ik zei dat Philip er niet was, gaf hij het aan mij. Natuurlijk wist ik wat er in dat laken zat; met het ding in mijn armen keek ik de truck na tot hij uit het zicht verdween.

Toen Phil thuiskwam zei ik: ‘Ik kan me jou niet voorstellen met een jachtgeweer.’

Hij knikte het open en staarde in de loop alsof hij daar wijzer van zou worden. ‘Dat is hier anders’, zei hij, en klikte het weer dicht. ‘Hier jaagt men om te overleven.’

Ik dacht aan Dennis, met zijn dikke buik en zijn Amerikaanse truck. Aan de bierkoeler in de laadbak. Het geweer is opgeborgen, en hoewel ik niet weet waar, voel ik dat het nog in huis is.

_________________________________________________________________________________________________

Optie 8Gilles van der Loo (Breda, 1973) is redacteur van Tirade. Sinds 2010 publiceerde hij online en in diverse bladen. Van hem verschenen in 2011 de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en in 2013 de roman Het laatste kind

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver, schrijfdocent en journalist. Hij was redacteur van Tirade en zijn fictie verscheen online en in de bladen. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit (nominatie Academica) en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín en Dorp (nominatie Boekenbon- en Librisprijs). Nu in de winkel: de roman Café Dorian.