‘De maanlanding? Nee, ik weet niet meer precies waar ik toen was. Maar ik was acht of negen. Ik weet alleen nog dat ik een keer met mijn ouders en beppe in de auto zat. De maan was heel helder. We keken naar de maan en mijn beppe zei: “Nou, ik zie niets.” En toch moesten er mensen rondlopen,’ zei mijn vader aan de telefoon. We hadden het over David Bowies nummer Space Oddity.
Toen mijn vader werd opgenomen in het ziekenhuis kwam hij terecht in een speciaal geïsoleerde kamer, waar de kans op infecties tot een minimum beperkt is. Hij moest daar wekenlang blijven. Voor het bezoek betekende de ‘veiligste’ kamer van het ziekenhuis: als een chirurg handen schrobben in een luchtsluis, eventueel mondkapjes en een schort aan. Dan naar binnen. De klimaatbeheersing zorgde voor continue overdruk in de ruimte. We noemden het al snel ‘de isoleer’, ‘de separeer’ en ‘het hok’.
Een collega van mijn vader dacht aan een ruimteschip, maar mijn vader voelde zich nog lang niet als Major Tom. Space Oddity was waarschijnlijk het eerste nummer van Bowie dat hij hoorde, op een woensdagmiddag in 1969. Hij was bij pake en beppe thuis en zag daar de clip op de televisie (zijn grootouders waren naar verluidt de enige met een toestel in de hele straat). Die vreemde reflecterende bol in zwart-wit op het scherm. Veel kon hij overigens niet van het nummer verstaan, dat kwam later wel.
Mijn vader hoefde zich in zijn hok geen verloren astronaut te voelen. Er waren altijd mensen bij hem over de vloer; wanneer er geen bezoekers waren dan was er wel de verpleging om mee te geinen. Met telefoon en laptop stond hij voortdurend in nauw contact met Ground Control, meer dan ooit waarschijnlijk. Toch denk ik dat die collega wel een punt had, al was het maar omdat ik zelf wel eens dacht dat ik, op bezoek, een capsule binnenging. De ruimtebezoeken waren mooi, ook was het nooit helemaal duidelijk waar het ruimteschip eigenlijk naar op weg was. Toen was de situatie nog ongewis, of zoals Major Tom zegt: ‘For here / Am I sitting in a tin can / Far above the world / Planet earth is blue / And there’s nothing I can do.’
David Bowie laat zijn astronaut al zwevend door de ruimte verdwijnen achter de maan. Mijn vader mocht ten langen leste gewoon naar buiten, net als Major Tom. ‘Now it’s time to leave the capsule if you dare.’ Geen astronautenvoedsel meer. Hij ging meteen op pad om enthousiast het halve ziekenhuis door te banjeren terwijl dat van de artsen eigenlijk nog niet mocht. Aan het eind van de lange gang naar de afdeling maakten we een foto van onszelf via de bolle spiegel aan het plafond. Momenten van stoutmoedigheid zijn er immers om vast te leggen.
Bij nader inzien is die foto net zo buitenaards als het eerste shot van de clip. ‘I’m stepping through the door / And I’m floating in a most peculiar way / and the stars look very different today.’