Gymnastique, tussen gezond en presteren

Larousse 2

Ik hijg uit van 5 gymnastiekoefeningen. Zoals een fysiotherapeut eens genadiglijk beweerde: ik heb een ‘strak bandsysteem’. In het Nederlands is dat: ik ben zo stijf als een hark.

Het moet ergens rond de industriële revolutie zijn geweest, in de periode van urbanisatie dat op lagere scholen voor het eerst ruimte werd gegeven aan de gedachte dat de kindertjes niet alleen met hun hoofd moesten leren, maar dat ze ook lichamelijk iets te leren hadden. Een goede houding, krachtige leden, motorisch ontwikkeld.  Voor die tijd hadden boerenkinderen dat niet nodig, die kregen hun beweging wel. In de meeste bronnen wordt het begin van de moderne gymnastiek inderdaad gesitueerd in de eerste helft van de 19e eeuw. Johann Friedrich Ludwig Christoph Jahn (1778 – 1852) – of ‘Turnvater Jahn’ zou er dan de aanstichter van zijn geweest: Frisch, fromm, fröhlich, frei was zijn motto. Je kunt dat nu niet meer goed los horen van de nadruk op gezonde lichamen die de nazi’s propageerden. Jahn zag zijn Pruisen omvergelopen door Napoleon, en bedacht dat het volk weer sterk gemaakt moest worden. Er kleefde, zoals ook op deze tekeningen te zien is iets militaristisch aan.

Daaraan denk je niet als je je rijen voorstelt van kindertjes in onderbroekjes en hemdjes, van wie je er misschien ooit een was. Je weet niet anders dan dat het erbij hoorde in het curriculum: gym.

‘Dan kwam de gymnastiekmeester eraan en sloot de deur open en de jongens mochten naar binnen.

Behalve Kees. Die bleef nog even wat dwalen om het gebouw en luisterde naar het gecommandeer van de gymnastiekmeester. Maar de ramen waren te hoog om naar binnen te kijken en daarom stapte Kees dan maar weg en ging lopen denken over gymnastiek pantoffeltjes. Voor alle schoenwinkels bleef ie staan kijken. Tachtig cent kostten ze. De echte gymnastiek pantoffeltjes met guttapercha zolen.’

Zo droomt Kees de Jongen in Theo Thijssens meesterwerk, dat deze week verschijnt in een prachtige uitgave met illustraties van Dick Matena. De dagdromer meent dat het met goede gymschoentjes allemaal makkelijker zal gaan.

Naast verwant met iets militaristisch is gym in het westen ook de opmaat naar prestatie. Turnen wordt het dan. Waar de yoga, Oosterse gym van tweeënhalf millennium oud, of tai chi, de Chinese vechtsport die tot oefensport evolueerde het meer op lijken te hebben met balans, en evenwicht, is de turnkant competitiever. En daar krijgt het soms een pijnlijk kantje. De reden waarom de kampioene Nadia Comăneci nooit lachte is dat het allemaal zo zwaar kon zijn, er kleeft een gevoel van heel weinig plezier aan competitieve gym. De coach een beul.

In gym is die dichotomie van balans in het lichaam en de wens tot vooruitgang en perfectionisme altijd aanwezig, zoals ze ook aanwezig was in alle deelnemertjes aan de gymlessen: je hield ervan omdat je het kon, of omdat je plezier in het lichaam had, omdat het goed voelde; of je haatte het en dan voornamelijk om de competitie. Omdat het misging.

Het is ‘worden’ of ‘zijn’: sport waarin je iets moet worden: steeds beter, harder, verder etc, of sport waarin je iets moet zijn: in balans, soepel etc.

Ik vond gym altijd geweldig, omdat ik in een weinig competitieve omgeving opgroeide. Mijn moeder wist niet eens wat een wedstrijd was. Mijn vader heeft nooit een seconde naar sport gekeken en fietste zo langzaam dat de dorpelingen bang waren dat ie omviel. Sport wordt naar mijn smaak te snel wedstrijd. Al jonge kinderen worden geselecteerd voor prestatieteams en zo halen ze vriendjes en vriendinnetje uit elkaar. Zinloos lijkt me, en dom.

De tekenaar van deze en veel van de platen had zijn eigen weg te gaan in dit alles.

Louis Bombled, zie de signatuur linksonder, voluit Louis Charles Bombled de Richemont, was een halve Nederlander, want de zoon van Karel Frederik Bombled, geboren op 1 maart 1822 in Amsterdam. Vader schrijft in 1850 in een brief die zich in het Haags gemeentearchief bevindt aan de Haagse School schilder Johannes Bosboom:

‘Geachte vriend Bosboom!

Uw bereidwilligheid kennend, waar het geldt iemand te verpligten, neem ik de vrijheid u het volgende te verzoeken. Ik heb een schilderij aangevangen die wat het onderwerp en de grootte betreft voor mij allervreemdst is. Ik ben nog niet op de hoogte over mijn eigen werk, een beslissend en leerzaam oordeel te vellen. – En zou gaarne de gedachten en wenken van hem die verre boven mij in de kunst staan aangeschreven als hoogst welkom beschouwen…’

Bombled wil beter worden, en werd het ook. Hij tekende veel militaire taferelen, en ook zijn zoon Louis was daar bedreven in. Vader zag zelf veel slagvelden in de Frans-Duitse oorlogen.

De halve Nederlander die een goed deel van de Larousse illustreerde tekent hier halfgeklede mannen -misschien de Griekse etymologie van het woord gymnastiek indachtig: naakte oefening – kracht en gezondheid en schoonheid van het lichaam. Maar alleen in deze meiboom zie je het plezier nog een beetje terugkomen.

Wie wil er nou in een tijdlus

hangen, en zo lang trappen

tot de beul ‘au’ zegt
en naar de heupfles grijpt.
Kom, wie wil er weer eens wat.

Wie kan er weer eens wat.

Hans Faverey

naar Larousse 3

Foto van Menno Hartman
Menno Hartman

Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.